IRT-trauma zit effectieve rechtsstaat in de weg
Samenvatting
Wim van de Donk, commissaris van de Koning in Brabant, voelt zich relatief onmachtig in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. De Nederlandse rechtsstaat lijkt zo ingericht dat hij eerder criminelen in de kaart speelt dan politie en justitie in hun strijd tegen ondermijning helpt. Dat vraagt om een discussie die verder gaat dan alleen een noodzakelijke uitbreiding van geld en capaciteit. Er moet een fundamenteel debat komen over de vraag of we met een wetgeving die voornamelijk is gestoeld op een individualistisch mensbeeld niet verkeerd uitkomen.
Sedert Van de Donk commissaris is, is hij zeer alert op het vermogen de ondermijning in de vorm van georganiseerde criminaliteit en de vermenging van boven- en onderwereld aan te pakken. Absoluut dieptepunt was de aanslag op het gemeentehuis van Waalre in juli 2012, dat als gevolg daarvan afbrandde. Het was een reden temeer om verder te investeren in de Taskforce die hij een jaar eerder samen met de burgemeesters van de grote steden in Brabant en met steun van het Ministerie van Justitie en Veiligheid in het leven geroepen had. Er zijn resultaten, maar de vraag blijft of het genoeg is. Recent nog waarschuwde hij in een lezing voor een situatie waarbij de rechtsstaat in de strijd tegen de brute vormen van georganiseerde criminaliteit ‘amper een deuk in een pakje boter’ kan slaan.1
Waarom bent u zo gealarmeerd over de staat van de rechtsstaat?
‘Ik maak me grote zorgen. We houden graag abstracte vertogen over het belang van de rechtsstaat. De werkelijkheid is dat we er niet of nauwelijks in slagen om zaken geregeld te krijgen. Zoals een politiefunctionaris laatst zei: “Het probleem zit ’m allang niet meer in de onderwereld, maar in de bovenwereld.” Mijn punt is: het systeem is onmachtig geworden om in te spelen op de uitdagingen van de internationalisering en de digitalisering. In Brabant zijn we goed in digitaliseren, innoveren en internationaliseren. Dat geldt voor de bovenwereld, maar net zo goed voor de onderwereld. Tegen deze achtergrond is het bizar dat wij de behandeling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, bedoeld om de opsporingsen vervolgingsmogelijkheden te vergroten, weer hebben uitgesteld. De mogelijkheden om in te grijpen en effectief te zijn als rechtsstaat staan in geen enkele verhouding tot de mogelijkheden die criminele netwerken hebben. Wij zijn op geen enkele manier voorbereid om op te treden tegen de internationale digitale en innovatieve werkelijkheid. Neem alleen al het feit dat een van onze grootste verdachten naar alle waarschijnlijkheid in Dubai zit, waar we niets tegen hem kunnen uitrichten. Maar ook dichtbij voelen we de frustratie van burgers en mensen die bij politie en justitie werken. Dit onvermogen om adequaat te reageren zet het vertrouwen in en de legitimiteit van de rechtsstaat ernstig onder druk.’
Wim van de Donk
Foto: Marc Bolsius
Kunt u meer voorbeelden noemen?
‘Neem de bitcoin. Ik heb hierover zelf de raadsheren van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch gesproken. Ik vroeg: “Bereidt het strafrecht ons enigszins voor op de uitdagingen van cryptogeld als de bitcoin en de digitalisering van het monetaire verkeer?” Dan wordt er wat zenuwachtig naar elkaar gekeken. Niemand is hier adequaat op voorbereid. Ook politie en justitie niet. Natuurlijk, er worden allerlei studies gedaan, maar veel verder dan dat zijn we niet.’
‘We lopen organisatorisch als rechtsstaat op zijn zachtst gezegd nogal achter op de werkelijkheid van vandaag de dag. Daarnaast is er op alle fronten een groot capaciteitstekort. We zijn weg uit de wijken en van het platteland, wat de ogen-en-orenfunctie van onze staat ernstig heeft geschaad. We zijn wel bereid om intelligenter samen te werken, maar de mogelijkheden om informatie te delen zijn verre van optimaal.’
Is het niet mogelijk om informatie te delen tussen bijvoorbeeld de provincies Brabant en Gelderland?
‘Het is veel erger dan dat. We mogen zelfs binnenshuis geen gegevens delen om te kunnen optreden tegen stromanconstructies, terwijl we uit gegevens die we op basis van de Wet Bibob over verdachte transacties hebben verkregen, weten dat mensen de zaak systematisch bedonderen. En ze komen ermee weg, telkens weer. Als we dat niet anders regelen, is de rechtsstaat uiteindelijk niet geloofwaardig meer. Dan schieten we met onze regeldrift toch echt het doel ervan voorbij. Het doorgeschoten individualistische mensbeeld dat impliciet of expliciet achter veel van de regels zit waarmee we het in onze rechtsstaat moeten doen, heeft ervoor gezorgd dat de balans naar de verkeerde kant is doorgeslagen. Dat moet anders: de belangen die de samenleving als geheel heeft om ontwrichting en ondermijning van onze rechtsorde te voorkomen, moeten zwaarder gaan wegen. We leven niet op een eiland en langs elkaar heen, maar zo hebben we de zaken wel geregeld en in allerlei hokjes gestopt. We regelen nu in complexe systemen en procedures de zaken helemaal dicht, maar ik zou graag achteraf door de rechter willen laten toetsen wat hier nu betamelijk handelen is. Je kunt telefoons aftappen, huizen binnenvallen, auto’s doorzoeken. Ik heb de indruk dat het strafprocesrecht nog te veel op de afzonderlijke dingen gericht is, en niet in samenhang bekijkt wat er nodig is. Mevrouw Bos, voormalig officier van justitie, heeft het strafrecht eens een “logistieke nachtmerrie” genoemd. Ik heb nog niemand gehoord die dit oordeel met argumenten kan ontkrachten.’
Maak gegevensuitwisseling breder mogelijk
Maar u bent toch ook een van de hoofdverantwoordelijken voor de bestuurlijke kant van de rechtsstatelijke keten?
‘Dat is te zwaar aangezet. Maar ik lever graag mijn bijdrage als onafhankelijk voorzitter van het bestuurlijke ketenberaad dat probeert de strafrechtsketen, of liever nog het netwerk van samenwerkende organisaties die daarin zo van elkaar afhankelijk zijn, beter te laten functioneren. Daar kunnen een beetje innovatie en de toepassing van nieuwe technologie geen kwaad. Ik ben daarom bijzonder gemotiveerd om onorthodoxe manieren van samenwerking te beproeven. Dat was ook de reden achter het oprichten van de Taskforce destijds: om van buitenaf tot vernieuwing te prikkelen. Hierbij was ik geïnspireerd door de metafoor van het storende en sturende rubberbootje van socioloog Hans Adriaansens die toentertijd de universiteit wilde veranderen2.
Hij zei: “Ik zie dat een Greenpeacebootje in actie meer effect heeft om een koerswijziging te bewerkstelligen dan het vanaf de officiële brug op papier afkondigen van nieuw beleid.”’
‘De aanslag in Waalre op het gemeentehuis was voor mij ook een keerpunt. Dat was een rechtstreekse aanval op de rechtsstaat. Als criminele netwerken in feite straffeloos kunnen zeggen: “De regels gelden niet voor ons”, dan is dat niets minder dan het begin van het einde van de rechtsstaat. We gaan de rechtsstaat niet verdedigen door hem af te schaffen, maar ook niet door toe te zien dat hij feitelijk krachteloos wordt gemaakt.’
‘Er zit ook een organisatorische dimensie aan de rechtsstaat die we ernstig verwaarloosd hebben. We moeten onszelf op nieuwe manieren, slagvaardiger, innovatiever organiseren. Slimmer samenwerken in de keten, zowel in de preventie als in de repressie. Dat gaat nu daadwerkelijk beter, maar nog steeds moeizaam. Zo moet de cultuur van samen delen van de overheid nog sterker verankerd zijn, maar daarvoor moet structureel ook nog veel veranderen.’
Wat dan?
‘De mogelijkheden om hindermacht te organiseren zijn te groot. Het is goed om te kijken of het systeem van checks-and-balances inmiddels niet zo ver is doorgeschoten dat het zelf de legitimiteit en het effectief functioneren van de rechtsstaat in de weg staat. Daarnaast ligt binnenkort een aanpassing van de Wet Bibob voor. Mijn advies zou zijn: maak gegevensuitwisseling echt breder mogelijk. Ik heb er nu last van dat zelfs de data die we in huis hebben over de stikstofcrisis vanwege de AVG niet gekoppeld mogen worden; dat kan niet de bedoeling zijn.’
‘Verder ervaar ik dagelijks bestuurlijkpolitieke druk door capaciteitsgebrek in de gehele keten van de rechtshandhaving. Of kom ik mensen tegen die te maken hebben gekregen met fysiek geweld, zelfs verkrachting, maar wier zaken op de plank blijven liggen. Onlangs is een buitengewoon opsporingsambtenaar in elkaar geslagen. De dader was eerder bij een soortgelijk vergrijp weggekomen met een geldboete; hij kreeg zelfs geen taakstraf. Dat is niet in balans. We moeten werkers van de rechtsstaat die er dagelijks met beperkte middelen het beste van proberen te maken, zoals de eerdergenoemde boa, beter toerusten en beschermen. En luisteren naar de mensen op de werkvloer, en dat meenemen in beleid en wetgeving. Laat ik een voorbeeld geven. Ik zou havenmeesters in jachthavens opsporingsbevoegdheid willen geven, zodat zij, als zij zaken signaleren, gelijk kunnen optreden. En het is van de gekke dat we jachtboten nog steeds niet adequaat mogen registreren.’
Moet de integrale benadering van de Taskforce worden uitgebreid en opgeschaald naar andere provincies? Of is de situatie in Brabant daar te uniek voor?
‘Deels is de situatie hier uniek, vanwege de doorvoerfunctie met twee wereldhavens in de buurt. Maar vergis je niet: het speelt in heel Nederland. Drugscriminaliteit neemt autonoom toe, mede door het zeer aantrekkelijke vestigingsklimaat voor internationale criminele syndicaten. We slagen er maar zeer beperkt in de grote jongens aan te pakken, en dat ondermijnt ons rechtssysteem over de hele linie. Vanwege de fundamenteel oneerlijke uitwerking van het rechtssysteem geloven mensen het op een gegeven moment niet meer. Ik zag dat ook bij de aanpak van de mestfraude. Daar kon een criminele organisatie jarenlang ongehinderd haar gang gaan, ten koste van boeren die een eerlijke boterham wilden verdienen. Er zijn ongebruikelijke samenwerkingsverbanden nodig. Hier in Brabant doen we dat in de Taskforce; daarin werken we als overheden onderling samen en zoeken we de samenwerking met maatschappelijke partners op. De Taskforce koopt bijvoorbeeld zelf vastgoed op, om te voorkomen dat het in verkeerde handen valt. Als we dat niet doen, staan we machteloos; dan heeft de bank of de overheid achteraf eenvoudigweg het nakijken.’ Er zijn mensen die zeggen: ‘Met zulke onorthodoxe maatregelen komt een tweede IRT-affaire naderbij.’
‘De vraag is of deze reactie niet te kort door de bocht is. Ze is wel tekenend voor de situatie waar we in zitten. Ik denk inderdaad dat dit land lijdt aan het IRT-trauma. Het verlamt ons. We hebben er last van en zijn bang en onzeker geworden. Dat pleit er alleen maar voor om even een stap terug te doen en te reflecteren op wat nodig is. Zal het vernieuwde Wetboek van Strafvordering ons echt gaan helpen? We moeten breder kijken naar wat feitelijk nodig is om de rechtsstaat te versterken, niet alleen gedacht vanuit de intenties en de bestaande instituties, maar ook vanuit zijn eigen slagkracht en effectiviteit.’
‘Ik heb weleens deze retorische vraag gesteld: “Stel dat criminele organisaties een bestuurdersvergadering van de Taskforce zouden afluisteren; zouden ze dan schrikken?” Nogmaals: we moeten omwille van het behoud van de rechtsstaat de effectiviteit ervan dringend vergroten.’
Noten
- 1.Wim van de Donk, 'Burgemeester: vriend of vijand van de rechtsstaat?’, rede bij het gelijknamige symposium, Tilburg, 21 juni 2019. Zie https://www.brabant.nl/actueel/nieuws/veiligheid/2019/burgemeester-vriend-of-vijand-van-de-rechtsstaat
- 2.Ontevreden met het niet veeleisend en grootschalige klimaat van het universitair onderwijs in Nederland, richtte Adriaansens een kleinschalig en academisch intensieve undergraduate college in Nederland. Dit resulteerde in het University College Utrecht in 1998 en in de Roosevelt Academy , nu bekend als University College Roosevelt , in 2004 (toevoeging redactie).
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.