Hoe confucianistisch is China eigenlijk?
Samenvatting
De weinige overgeleverde teksten die aan Confucius of Kongzi toegeschreven worden, spelen in het huidige China een minder grote rol dan boeddhisme, taoïsme en lokale religieuze tradities. Deze staan aan de basis van belangrijke Chinese waarden als ‘kinderlijke piëteit’ en ‘sociale harmonie’. Omdat China liever geen religieuze culturen als de basis van zijn cultuur beschouwt, reconstrueert het regime toch een centrale rol voor het confucianisme. Dit in tegenstelling tot de gewone man, die liever bij de oosterse religieuze tradities of zelfs bij de islam of het christendom te rade gaat.
Het is tegenwoordig heel gebruikelijk om China (waarmee ik hier vooral de Volksrepubliek bedoel, en niet zozeer Hongkong, Singapore of Taiwan) wat betreft levensovertuiging te reduceren tot het confucianisme, al wordt daarbij soms ook nog verwezen naar boeddhisme en taoïsme. Net als andere overkoepelende termen voor complexe religieuze culturen als christendom of islam, zijn ook deze termen voor allerlei uitleg vatbaar. Allereerst moeten wij bedenken dat deze drie begrippen van recente westerse oorsprong zijn. Ze zijn dus met westerse aannames behept over bijvoorbeeld het exclusieve bezit van heilige teksten zoals die in de Bijbel, een enige juiste oervorm en een stichter, of volgelingen die alleen een van deze stromingen zouden aanhangen. Het zijn vooral hedendaagse onderzoekers en hedendaagse volgelingen die zich exclusief tot een van deze richtingen beperken, maar in de religieuze praktijk van vroeger liepen deze culturen van boeddhisme, taoïsme en confucianisme geheel in elkaar over.
Ik zal hier vooral ingaan op de vraag wat wij dan eventueel onder de term ‘confucianisme’ kunnen verstaan. Kort gezegd wordt de term tegenwoordig vaak gebruikt om de een of andere selectieve interpretatie van aan Confucius toegeschreven teksten voor een politiek doel in het heden in te zetten, waarbij die interpretatie positief, maar ook negatief over Confucius en het aan hem toegeschreven gedachtegoed kan zijn.
Historische Confucius
De figuur van Confucius of Kongzi 孔子 (551-479 v.Chr.) is aanvankelijk vooral belangrijk als vermeende redacteur en samensteller van enkele klassieke werken uit de Chinese traditie die als basis dienden voor geïdealiseerde voorstellingen van het verleden en daarmee van de gewenste toekomst. De werkelijke rol van de historische Confucius in dat opzicht is waarschijnlijk heel beperkt geweest; wel was hij de eerste historisch gedocumenteerde leraar aan wie na zijn dood allerlei uitspraken zijn toegeschreven. Een klein deel daarvan is naar de nieuwste inzichten pas in de loop van de tweede eeuw voor Christus bij elkaar gebracht onder de huidige titel Gesprekken (Lunyu 論語). Andere uitspraken zijn alleen overgeleverd als onderdeel van de teksten van andere filosofen of leraren uit de eeuwen na hem, of als losse titels, zoals de Klassieken van de Kinderlijke Piëteit (Xiaojing 孝經). Het boekje Gesprekken wordt eigenlijk pas vanaf de twaalfde eeuw na Christus echt de basis van een wereldbeeld (ik vermijd de termen ‘filosofie’ en ‘religie’ hier met opzet). Dit gebeurt dankzij een groep filosofen en ritualisten die wij tegenwoordig met de term ‘neoconfucianisten’ aanduiden, met als belangrijkste vertegenwoordiger Zhu Xi 朱熹 (1130-1200).
Zij meenden de oorspronkelijke betekenis van deze en enkele andere vroege teksten te hebben teruggevonden, maar zoals zo veel fundamentalistisch ingestelde denkers of religieuze leiders waren zij eigenlijk grote vernieuwers. Wij kunnen hun activiteiten goed vergelijken met die van figuren uit de Reformatie bij ons. Zij werden door de eeuwen heen overigens sterk beïnvloed door ideeën en praktijken die wij ‘boeddhistisch’ en ‘taoïstisch’ plegen te noemen, zoals in hun kosmologie, vormen van meditatie en charitatieve organisatievormen.
Door de eeuwen heen worden de teksten die op een of andere manier met Confucius in verband worden gebracht, en later dus ook de aan hem toegeschreven Gesprekken, steeds opnieuw geïnterpreteerd. Onder de hoger opgeleide elite van het oude China is net als in veel andere oude culturen intellectuele en rituele vernieuwing namelijk onmogelijk zonder zich op de een of andere manier te beroepen op dit soort klassieke teksten. De claim is altijd dat men de oorspronkelijke betekenis van deze en verwante teksten heeft teruggevonden. De laatste decennia is dat binnen en buiten de Volksrepubliek China onder Chinese denkers vaak opnieuw het geval, misschien wel meer dan in de voorafgaande decennia. Of die interpretaties ‘kloppen’ is vooral een ideologische beslissing en het debat daarover kan heel emotioneel zijn. Deze interpretaties heten in het Chinees overigens nooit ‘confucianisme’; meestal vinden wij wel de oeroude term Ru 儒 en een verdere toevoeging als ‘specialist’ of ‘school’. Zelf vertaal ik deze term met ‘classici’, omdat het de aandacht voor klassieke teksten is die hen verenigt, en niet de verering van Confucius als eerste leraar of redacteur.
De westerse term ‘Confucius’ is niets anders dan de latinisering door de jezuïeten in de zeventiende eeuw van de naam van deze filosoof zoals die gangbaar was in de spreektaal, dus van Kongfuzi 孔夫子, en niet van Kongzi, uit de schrijftaal.
De volgende stap om te spreken van ‘confucianisme’ wordt pas veel later genomen, waarschijnlijk rond 1800. Gedurende de negentiende eeuw spreken met name protestantse zendelingen en door hen beïnvloede onderzoekers als de Nederlandse sinoloog/etnoloog J.J.M. de Groot (een uitgetreden rooms-katholiek uit Schiedam) over dit confucianisme als een samenstel van rituele praktijken met offers van vlees en sterke drank, zoals voorouderverering, de aanbidding van Hemel en Aarde, en de verering van Confucius in zijn tempel. Ons moge dit vreemd voorkomen, maar dergelijke zaken waren juist voor de al genoemde Ru of classici van groot belang. Ergens rond 1900 wordt de term ‘confucianisme’ pas een term voor de filosofie van de figuur die wij in de Gesprekken denken terug te vinden, en de filosofie van andere vroege leraren en/of schrijvers. Het gaat hierbij nog steeds om een westerse term, en de verandering in interpretatie rond 1900 komt voort uit de behoefte aan een Chinese parallel met de filosofie van de Griekse oudheid.
De neoconfucianisten uit de twaalfde eeuw waren vernieuwers, vergelijkbaar met figuren uit de Reformatie
‘Confucianisme’ is een westerse term vanuit de behoefte aan een Chinese parallel met de filosofie van de Griekse oudheid
Kinderlijke piëteit
Vanaf 1917 komt een intellectuele beweging op die dat confucianisme heel negatief beoordeelt en het verantwoordelijk acht voor verwerpelijke waarden als de kinderlijke piëteit, die de basis zou zijn van de vermaledijde familiehiërarchie. Met kinderlijke piëteit wordt traditioneel bedoeld dat zonen hun ouders dienen, bijvoorbeeld door hen te blijven onderhouden na hun arbeidzame leven, en na hun dood middels begrafenis- en voorouderrituelen. Van schoondochters wordt verwacht dat zij hun schoonouders, met name hun schoonmoeder, dienen. In het dagelijkse leven van het traditionele China, en waarschijnlijk ook nog vandaag de dag, zullen weinigen dat met ‘het’ confucianisme of de figuur van Confucius hebben geassocieerd. In dezelfde periode van begin twintigste eeuw zijn nog andere bewegingen actief, zoals een niet echt gelukte poging een confuciaanse religie te ontwerpen als tegenhanger van het christendom of de succesvollere poging om Confucius als symbool voor al het goede en traditionele in China’s bewogen verleden te positioneren binnen de grootste nationalistische beweging van die tijd. Voor de communistische beweging was hij vooral het symbool van het patriarchale en hiërarchische traditionele China, en daarom na de communistische machtsovername in 1949 lange tijd problematisch.
Door het intellectuele failliet van het communisme worden vanaf de late jaren zeventig van de vorige eeuw de figuur van Confucius en de aan hemzelf of aan zijn navolgers toegeschreven teksten toch opnieuw een bron van inspiratie binnen het zogenoemde nieuwe confucianisme (of in het Chinees: het nieuwe classicisme). Dat functioneert niet heel erg anders dan onze omgang met heilige teksten als die in de Bijbel of de Koran. Door een bepaalde interpretatie of gewoonte aan Confucius toe te schrijven of deze met hem te verbinden, verkrijgt die een ongekende legitimiteit. Mijn eerdere opmerking dat de Gesprekken pas in de loop van de tweede eeuw voor Christus zijn samengesteld, is voor velen, net als een verregaande historisering van de Bijbel, dan ook heiligschennis.
Mijn Chinese studenten zijn een stuk loyaler aan hun ouders dan hun Nederlandse collega’s
Sociale harmonie
Maar wat dan te denken van de al genoemde kinderlijke piëteit of sociale harmonie, die al even vaak met de figuur van Confucius in verband wordt gebracht? Natuurlijk zijn ook deze aspecten aan historische verandering onderhevig geweest, maar zij blijven zeker belangrijke normatieve idealen. In mijn persoonlijke ervaring zijn bijvoorbeeld mijn Chinese studenten een stuk loyaler aan hun ouders dan hun Nederlandse collega’s aan de hunne. Ook de gehoorzaamheid aan hun leraren is veel groter, wat alles bij elkaar een groot voordeel is bij de instandhouding van een hiërarchische samenleving. Of wij dit nu ‘confucianisme’ moeten noemen vind ik niet zo’n interessante vraag, want nog niet zo lang geleden waren dit soort respect en gehoorzaamheid ook in Nederland de norm.
Nog veel heikeler dan de kinderlijke piëteit is het ideaal van de sociale harmonie. Ieder politiek systeem streeft natuurlijk naar een versie van dit ideaal, dus in dat opzicht is China nauwelijks anders dan wijzelf of landen als Zuid-Korea of Japan. Zoals al gezegd kan men voor dat ideaal een beroep doen op oude teksten die in meer of mindere mate worden geassocieerd met de figuur van Confucius. Deze teksten wijken qua normen en waarden sterk af van wat hedendaagse auteurs tegenwoordig aan Confucius plegen toe te schrijven. Sociale harmonie betekende in de tijd van Confucius en de eerste eeuwen daarna een sterke hiërarchie, die overigens beperkt was tot de aristocratische elite waartoe Confucius behoorde. De norm van die elite was de claneenheid, die als basis diende van de staatsordening. Binnen die elite was uitoefening van geweld, inclusief bloedwraak, de norm. Over het gewone volk hoefde men het niet te hebben; dat was vooral van belang als voedselproducent en als leverancier van arbeid. Tegenwoordig wordt het harmonie-ideaal natuurlijk veel breder genomen en is het geweld dat noodzakelijk is om de bijbehorende hiërarchie in stand te houden het monopolie van de staat, of binnen het gezin het recht van de vader/echtgenoot. Dat een echtgenoot of vader geweld mag gebruiken wordt overigens door veel jongeren nu als ‘conservatief’ en ‘ouderwets’ gezien. En ook de ideologen van het confucianisme praten niet graag over de rol van geweld of de voortdurende dominantie van de (oudere) man.
Bron: iStock
Geestenfestival
Maar zijn waarden als de kinderlijke piëteit of maatschappelijke harmonie werkelijk vooral ontleend aan de figuur van Confucius en de met hem verbonden teksten? Ironisch genoeg niet. Het zijn juist de grote religieuze culturen die wij aanduiden als boeddhisme en taoïsme, maar ook mindere bekende lokale religieuze tradities, die deze en andere normen en waarden hebben bevorderd, en niet het confucianisme. Het grote Geestenfestival in de Zevende Maand en de meeste begrafenisrituelen vonden plaats in een boeddhistische context. De inspiratie van het Geestenfestival is vanouds een boeddhistische monnik die zijn moeder uit de onderwereld wilde bevrijden. Dit deed hij uit kinderlijke piëteit, en het is opmerkelijk dat de belangrijkste uitdrukkingsvorm daarvan voor veel zonen niet trouw aan de vader was, maar dankbaarheid aan de moeder. Begrafenisrituelen behoren tot de belangrijkste uitdrukkingsvormen van de loyaliteit van zonen aan hun ouders. Door middel van de rituelen en de bijbehorende uitgebreide maaltijden tonen de kinderen, en in eenkindgezinnen kunnen dat ook de dochters zijn, hun kinderlijke piëteit aan de gemeenschap om hen heen. Tegelijkertijd tonen zij zo aan hun eigen kinderen hoe belangrijk het koesteren van de eigen ouders is, wat van groot belang zal zijn wanneer zij zelf met pensioen gaan en/of niet meer goed voor zichzelf kunnen zorgen. Het confucianisme speelt ondanks pogingen daartoe in al deze rituelen geen enkele rol van betekenis. Omdat het regime moeilijk kan toegeven dat religieuze culturen als boeddhisme of taoïsme van doorslaggevende betekenis in de vorming van de Chinese cultuur zijn geweest, moet het wel een centrale rol construeren voor het confucianisme, maar dat vindt vooral op ideologisch niveau plaats. Voor de gewone man en vrouw op het land en in de stad speelt deze ideologische bovenbouw geen grote rol. In plaats daarvan zoeken zij voor hun zingeving eerder inspiratie in religieuze tradities van boeddhistische, taoïstische of zelfs christelijke en soms zelfs islamitische herkomst. Waarden als kinderlijke piëteit en sociale harmonie worden dan gewoon binnen die tradities geherinterpreteerd.1
Begrafenisrituelen behoren tot de belangrijkste uitdrukkingsvormen van de loyaliteit van zonen aan hun ouders
Noot
- 1.Verder lezen: John Makeham, Lost soul. ‘Confucianism’ in contemporary Chinese academic discourse. Cambridge: Harvard University Asia Center for the Harvard-Yenching Institute, 2008; en Sébastien Billioud en Joël Thoraval, The sage and the people. The Confucian revival in China. New York: Oxford University Press, 2015.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.