Het CDA moet werkenden sociale zekerheid bieden
Samenvatting
Veranderende tijden moeten het CDA aanzetten tot herziening van de sociale zekerheid, zodat alle werkenden (en niet alleen zij met vaste baan) die zekerheid genieten. Een stevig vangnet doet recht aan de dynamiek waarmee mensen op de arbeidsmarkt te maken hebben en waarin fasen van (flexibel) werk, opvoeding/zorg en scholing elkaar afwisselen.
De christendemocratie heeft een lange geschiedenis met het onderwerp arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Het CDA droeg na de Tweede Wereldoorlog actief bij aan de opbouw van de verzorgingsstaat. Vanaf de jaren tachtig speelde de partij een leidende rol bij de hervorming van de sociale zekerheid. We mogen trots zijn op deze betrokkenheid. Maar adel verplicht: van het CDA mag een moderne visie worden verwacht op de vraag óf en op welke wijze solidariteit moet worden geïnstitutionaliseerd en wat daarbij de verantwoordelijkheden zijn van werknemer, werkgever en overheid. Het CDA zou zich actief moeten mengen in de discussie die door de commissie-Borstlap is aangezwengeld over de toekomst van de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid.
De waarde van werk
De commissie-Borstlap wijst er terecht op dat het hebben van betaald werk in onze samenleving een voorwaarde is om het hoofd boven water te houden.1 Zonder werk geen inkomen, en zonder inkomen geen mogelijkheid om rekeningen voor wonen, zorg, energie, kinderen en andere lasten te betalen. Ook geeft werk structuur aan het dagelijks leven, levert het sociale contacten op en ontlenen mensen er plezier en zingeving aan. Het verliezen van werk en inkomen kan tot grote problemen leiden, zoals verlies van eigenwaarde, schulden en armoede. Het bieden van ‘sociale zekerheid’ dient zich dan ook in de eerste plaats te richten op de stap of terugkeer naar betaald werk.
Daarbij kennen we in Nederland regelingen die ons – tot op zekere hoogte – tegen het verlies van inkomen uit arbeid beschermen in geval van werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid. De beschikking over zo’n collectief stelsel van uitkeringen is niet gratis: de uitkeringslasten worden via premies en belastingen gedragen door de samenleving zelf. Voor werknemersverzekeringen (WW, WAO/ WIA, ZW) dragen werkgevers en werknemers premies af. Het sociale vangnet – onder meer de gemeentelijke bijstand en de Wajong – wordt bekostigd uit de belastingen.
Verstatelijking en versobering
In de afgelopen decennia is het stelsel van sociale verzekeringen in verregaande mate verstatelijkt en versoberd. In de politiek nam het besef toe dat een ruimhartige sociale bescherming ook een keerzijde heeft, zoals hoge collectieve lasten, meer passiviteit en calculerend gedrag van werkgevers en werknemers.2 Sociale partners speelden aanvankelijk een grote rol in het bestuur en de uitvoering van de sociale zekerheid. De parlementaire enquête van de commissie-Buurmeijer in 1992 legde echter bloot dat de onduidelijke verdeling van rollen tussen overheid en sociale partners bijdroeg aan afwenteling en onbeheersbaarheid van uitgaven. De rijksoverheid trok daarop de beoordeling van het recht op uitkering (‘claimbeoordeling’) naar zich toe en maakte een zelfstandig bestuursorgaan verantwoordelijk voor het uitvoeren van de werknemersverzekeringen: het UWV. De polisvoorwaarden om in aanmerking te komen voor een uitkering werden door achtereenvolgende kabinetten flink aangescherpt. Onder het mom van ‘preventie’, ‘financiële prikkels’ en ‘activering’ werden sociale risico’s steeds verder als werkgeversverplichting naar de arbeidsovereenkomst verlegd. Denk hierbij aan verplichte loondoorbetaling, re-integratie en poortwachtertoetsen.3 De activerende werking van het stelsel werd daarnaast vergroot door uitkeringen in hoogte en duur te beperken en door uitkeringsgerechtigden te verplichten om werk te zoeken en te aanvaarden. Gemeenten kregen met de invoering van de Participatiewet een grotere verantwoordelijkheid voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
De ‘verzorgingsstaat’ met een uitgebreid sociaal vangnet werd zo langzaam omgevormd tot een ‘participatiemaatschappij’, waarin mensen worden aangespoord om te werken en ook meer op zichzelf zijn teruggeworpen als zij geen inkomen uit arbeid hebben.4 Deze hervormingen zijn niet zonder effect gebleven: het aandeel van de sociale zekerheid als percentage van het bbp is sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw bijna gehalveerd en ligt inmiddels onder het EU-gemiddelde.5 De werkloosheid is sterk afgenomen en de arbeidsparticipatie ligt op een hoog niveau. Het aantal arbeidsongeschikten is in Nederland nog altijd hoog, maar ook voor deze groep zijn de reële uitgaven in twintig jaar tijd fors gedaald.6
De klassieke sociale zekerheid sluit niet langer aan op de moderne arbeidsmarkt
Zorgen over de financiële houdbaarheid van het stelsel richten zich vandaag vooral op de pensioenen en op de stijgende kosten van de gezondheidszorg. Het is tijd om als CDA de politieke balans op te maken: welk niveau van sociale zekerheid past bij de samenleving en economie van de eenentwintigste eeuw?
Afnemende betekenis
Nederland kent nog altijd een fatsoenlijk sociaal vangnet. De groei van flexibele arbeid zet het stelsel echter onder druk. Het is een bekend gegeven dat inmiddels ongeveer een derde deel van de beroepsbevolking werkt op basis van een tijdelijk contract, als uitzendkracht, payroller of zelfstandige.7 Het huis van inkomensverzekeringen is echter gebouwd op het fundament van ‘werknemerschap’ en houdt geen rekening met de sterk toegenomen arbeidsdynamiek. Voor flexwerkers is het sociale vangnet in geval van ziekte, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid beduidend minder stevig of zelfs afwezig. Dit zien we tevens terug in het beroep op de gemeentelijke bijstand. De Participatiewet is uitgegroeid tot een vangnet voor een brede groep mensen voor wie inkomensgerelateerde verzekeringen ontbreken en die onvoldoende vermogen hebben om een terugval in inkomen op te vangen, zoals zelfstandigen, gedeeltelijk arbeidsgeschikten, werkloze ouderen en erkende vluchtelingen.
Daarnaast sluit de klassieke sociale zekerheid niet langer aan op de moderne arbeidsmarkt van een- en tweeverdieners die arbeid, scholing en zorg moeten zien te combineren. Het belang van om- en bijscholing is enorm toegenomen. Beroepen staan door robotisering en digitalisering onder druk en kennis en competenties verouderen snel. Afspraken over een ‘leven lang ontwikkelen’ – met name over inkomen in perioden van scholing – staan echter nog steeds in de kinderschoenen. Werk en scholing moeten door partners worden gecombineerd met het opvoeden van kinderen en mantelzorg voor kinderen, partners of zorgbehoevende ouders; taken die met de hervorming van de zorg deels zijn teruggelegd naar de samenleving zelf. Maar ook de discussie over de bekostiging van opvoedings- en zorgverlof blijft steken tussen overheid, werkgevers en werkenden. Natuurlijk worden ook in gezinnen zelf afspraken gemaakt over de verdeling van arbeid en zorg. Maar de keuze voor anderhalf- of tweeverdienerschap is niet zelden ook een keuze uit financiële noodzaak. Gezinnen in de middenklasse beschikken vaak niet over voldoende vermogen om een langdurige terugval in inkomen te kunnen opvangen. Bedenk daarbij dat de collectieve lasten op het gebied van kinderen, zorg, wonen en energie sterk toenemen, terwijl de lonen slechts in beperkte mate stijgen.8 De klassieke sociale zekerheid biedt op deze risico’s en onzekerheden onvoldoende antwoord.
De sociale zekerheid dient op te schuiven in de richting van een volksverzekering
Een christendemocratisch antwoord
Het CDA zou moeten vooroplopen in het debat over vernieuwing van de sociale zekerheid. We moeten daarbij afrekenen met het conservatieve sentiment dat solidariteit alleen in directe betrekkingen tussen mensen tot haar recht zou kunnen komen.9 Een sociale markteconomie vraagt om een actieve en voorwaardenscheppende rol van de overheid die inkomensonzekerheid wegneemt, zonder mensen en hun sociale verbanden hun eigen verantwoordelijkheid te ontnemen. Naast ideologische overwegingen zijn er ook economische argumenten voor een goed vangnet: mensen durven bij een inkomensverzekerde periode meer initiatief en risico te nemen.10 De socialeverzekeringsgedachte kan bovendien nog steeds op een breed maatschappelijk draagvlak rekenen. Mensen zijn zich ervan bewust dat zij kwetsbaar zijn en dat zijzelf – of hun dierbaren – ooit in een afhankelijke situatie terecht zouden kunnen komen. Maar risico-solidariteit is in onze samenleving niet onbegrensd. Behoud van draagvlak voor sociale zekerheid vergt een zekere selectiviteit en veronderstelt ‘verplichtende wederkerigheid’. Mensen die voor zichzelf kunnen zorgen moeten dat ook doen, en misbruik en fraude moeten stevig worden aangepakt.11
Het CDA moet zich opwerpen als hoeder van een vangnet dat werkenden verzekert tegen een (abrupt) inkomensverlies bij moeilijk verzekerbare sociale risico’s. Zo’n brede, bovenminimale inkomensverzekering is met name verdedigbaar voor risico’s die niet of nauwelijks te beïnvloeden zijn door werkgevers en werknemers zelf; denk aan het risico van ernstige ziekte, volledige arbeidsongeschiktheid en conjuncturele werkloosheid.12 Ook voor scholingsverlof zouden er betere arrangementen moeten komen, evenals voor het combineren van arbeid en zorg. In zijn laatste verkiezingsprogramma pleitte het CDA reeds voor ruimer ouderschapsverlof en voor een mantelzorgvergoeding in de vorm van fiscale compensatie voor mensen die verlof opnemen of minder gaan werken om een naaste te verzorgen. Hoog tijd dat deze beloften nader worden uitgewerkt en vertaald in een concreet (initiatief) voorstel.
Een stevig vangnet doet recht aan de dynamiek waarmee mensen op de arbeidsmarkt te maken hebben en waarin fasen van (flexibel) werk, opvoeding/zorg en scholing elkaar afwisselen. De sociale zekerheid dient hiertoe op te schuiven in de richting van een volksverzekering. Dit betekent concreet dat niet langer alleen werknemers rechten opbouwen, maar iedere werkende. Logisch gevolg is dat – net als bij de volksverzekering AOW – dan ook premie wordt geheven van alle mensen die inkomen verdienen uit arbeid. Opgebouwde verzekerde rechten, waarvoor premie is afgedragen, moeten ook over de (Europese) grens meegenomen kunnen worden.
De rol van werkgevers en werkenden zelf kan vooral versterkt worden bij sociale risico’s die tot op zekere hoogte beïnvloedbaar zijn, zoals (arbeidsgerelateerd) ziekteverzuim en kortdurende werkloosheid. Deze verantwoordelijkheid kan tot uitdrukking komen in een beperkt ‘eigen risico’ in de vorm van een wachttijd (voor zelfstandigen) of loondoorbetaling (door werkgevers in plaats van WW) van bijvoorbeeld een halfjaar.13 Dan kan ook de bezem door het woud van gedifferentieerde premies, loondoorbetalingen en re-integratieverplichtingen, die het voor mkb-bedrijven zo risicovol en duur maken om mensen in vaste dienst te nemen en die leiden tot risicoselectie. Dit helpt weer om de tweedeling op de arbeidsmarkt tussen ‘vast’ en ‘flex’ terug te dringen.
Het CDA staat voor een sociale markteconomie. Laten we werkenden de sociale zekerheid bieden die daarbij hoort.
Noten
- 1.Commissie Regulering van werk, In wat voor land willen wij werken? Discussienota over toekomstbestendig arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 20 juni 2019. Zie www.reguleringvanwerk.nl
- 2.Zie onder meer het CDA-rapport Van verzorgingsstaat naar verzorgingsmaatschappij uit 1983.
- 3.Saskia Peters, Arbeidsrecht en ondernemersbescherming, oratie Rijksuniversiteit Groningen, 17 november 2015.
- 4.Zie onder meer: Jan Peter Balkenende, Op eigen kracht. Van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij, Bilderbergrede, 22 januari 2005. Zie www.janmarijnissen.nl/2005/01/22/bilderberg-balkenende
- 5.Zie: Johannes Hers, Ward Rougoor en Valentijn van Spijker, De rol van de overheid. Indicatoren voor de ontwikkeling van de rol van de overheid sinds 1945. Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek, oktober 2017; en Eurostat, ‘De verhouding uitgaven van de overheid / bbp gedaald sinds 2010’, in: De Europese economie sinds het begin van het millennium. Een statistisch portret. Editie 2018 (digitale uitgave). Brussel: Europese Unie, 2018. Zie https://ec.europa.eu/eurostat/cache/digpub/european_economy_2018/trad/be_nl/bloc-4b.html
- 6.De uitgaven voor arbeidsongeschiktheid daalden in twintig jaar tijd van 2,4 naar 1,6 procent bbp (Centraal Bureau voor de Statistiek, Kwartaalmonitor Overheidsfinanciën. 1e kwartaal 2019. Den Haag: CBS, 24 juni 2019).
- 7.Centraal Bureau voor de Statistiek en TNO, Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt. De focus op ongelijkheid. Den Haag/Heerlen/Bonaire/Leiden: CBS/TNO, 2017; en Monique Kremer, Robert Went en André Knottnerus (red.), Voor de zekerheid. De toekomst van flexibel werkenden en de moderne organisatie van arbeid. Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 2017.
- 8.Wiemer Salverda, ‘Hollen om stil te staan? Tweeverdieners en de Nederlandse middenklasse sinds 1990’, in: Godfried Engbersen, Erik Snel en Monique Kremer (red.), De val van de middenklasse? Het stabiele en kwetsbare midden. Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 2017, pp. 143-174.
- 9.Zie mijn eerdere pleidooi: Eddy van Hijum, ‘Ook collectieve solidariteit hoort bij het CDA’, in: Jan Jacob van Dijk, Raymond Gradus en Maarten Neuteboom (red.), Solidariteit in crisis (CDV Zomer 2012). Amsterdam: Boom, 2012, pp. 124-131.
- 10.Het CPB noemt dit de ‘productieve functie’ van sociale verzekeringen (Centraal Planbureau, Naar een toekomstbestendig stelsel voor arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Den Haag: CPB, 28 februari 2005, p. 9).
- 11.Enkele interessante studies op dit gebied: W.J.H. van Oorschot, ‘Solidariteit en het draagvlak voor sociale zekerheid. Enkele kanttekeningen vanuit sociologisch perspectief’, in: M. Herweijer, G. Vonk en W. Zondag (red.), Sociale zekerheid voor het oog van de meester. Opstellen voor prof. mr. F.M. Noordam. Deventer: Kluwer, 2006, pp. 47-56; Lambrecht van Eekelen en Robert Olieman, Voelt het volk voor verzekering? Opvattingen over solidariteit, verantwoordelijkheid, transparantie en keuzevrijheid in de sociale zekerheid over sociale zekerheid. Den Haag: Sociale Verzekeringsbank, 2009; Peter Achterberg, Romke van der Veen en Judith Raven, Omstreden solidariteit. Amsterdam: Aksant, 2010.
- 12.Dit gaat verder dan Kiemen van een rechtvaardiger samenleving, waarin alleen de uitkering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten als onderdeel van een ‘basisverzekering’ voor alle werkenden wordt voorgesteld. ZW, WGA en WW zouden als vrijwillige (private) aanvullende verzekering in de markt worden gezet, met een aantal publieke waarborgen (Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Kiemen van een rechtvaardiger samenleving. De noodzaak van nieuwe vanzelfsprekendheden op het terrein van werk en inkomen. Den Haag: WI CDA, augustus 2016).
- 13.Zie ook: Arjen Siegmann, De baan als basis. Een nieuwe aanpak om langdurige werkloosheid te voorkomen. Den Haag: Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, oktober 2018.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.