Levensbeschouwelijke perspectieven op de Agenda 2030
Samenvatting
Religieuze perspectieven benadrukken dat een duurzame ontwikkeling verder gaat dan een plan van actie. Het is niet waarschijnlijk dat een dergelijk plan, dat gebaseerd is op een optimistisch geloof in technologie en rationeel economisch handelen door mensen van goede wil, succesvol zal zijn om een paradijselijke samenleving voor allen te scheppen. Een verandering van bewustzijn is evenzeer nodig. Niet de grenzeloze bevrediging van menselijke behoeften draagt bij aan het menselijk geluk, maar de kwalitatieve omvorming ervan.
Ruim vijftien jaar geleden verscheen het boek Cultuurfilosofie, een bundel cultuurfilosofische reflecties vanuit levensbeschouwelijk perspectief.1 Centraal hierin stond de overtuiging dat de huidige cultuur in crisis is: de milieucrisis, de kloof tussen rijk en arm, conflicten, vluchtelingen en migratiestromen, criminaliteit en terrorisme.2 Met de kredietcrisis, de migratiestromen en de alarmerende berichten over klimaatverandering is dit besef alleen maar toegenomen.
Er zijn ingrijpende maatregelen nodig om een goed en waardig leven voor allen op deze planeet mogelijk te maken. De Verenigde Naties hebben daartoe de Agenda 2030 vastgesteld, bestaande uit zeventien zogenoemde Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals of SDGS). Het doel is om ‘het menselijke ras te bevrijden van de tirannie van armoede’ en ‘de planeet te genezen en veilig te stellen’.3 Klimaatactie is een van de doelen.
Utopisch vooruitgangsgeloof
Dit lijkt een utopisch vooruitgangsgeloof, waarin mensen van goede wil gezamenlijk op basis van een technisch-rationeel ontwikkelingsideaal streven naar universele welvaart. ‘Wij kunnen de eerste generatie zijn die erin slaagt de armoede in de wereld te beëindigen; maar net zo kunnen we de laatste generatie zijn die nog een kans heeft de planeet te redden. De wereld zal een betere plaats zijn …’4 Veel wordt verwacht van technologie en kennis en van economische ontwikkeling. Daarmee lijken oplossingen voor de crisis op dezelfde grondslag gefundeerd te worden als de oorzaken van die crisis: de duivel wordt met Beëlzebub uitgedreven. Kan een levensbeschouwelijke kritiek tot nieuwe gezichtspunten en constructieve ideeën leiden?
De SDGS onderstrepen het belang van economische groei om de middelen te verschaffen die duurzame ontwikkeling mogelijk maken. Particulier ondernemerschap, investeringen en innovatie zijn drijfkrachten voor productiviteit, economische groei en banen. Daarbij moeten arbeidsrechten, milieu- en gezondheidsstandaarden gerespecteerd worden.5 Internationale handel wordt ‘een motor voor insluitende economische groei en armoedevermindering’ genoemd. Daarvoor is een universeel, op regels gebaseerd, open en transparant, insluitend, niet-discriminerend en eerlijk multilateraal handelssysteem nodig, en zinvolle handelsliberalisering.6
De Agenda 2030 heeft trekken van een utopie, een ‘nieuw Atlantis’, gebaseerd op een autonome mens die door redelijkheid en technische beheersing een nieuwe wereld schept waarin iedereen gelukkig is: een ‘antropocene utopie’.7 Naast utopisch is de Agenda 2030 ook antropocentrisch, zonder verwijzing naar planetaire grenzen.8 Ze spreekt slechts in economische termen van risico en schaarste en van duurzame groei. De Agenda 2030 is daarmee een neoliberaal vertoog. Om tot een werkelijk universele en inclusieve agenda te komen, zullen de SDGS afgestemd moeten worden op een postpositivistische, integrerende, in plaats van op een reductionistisch wetenschappelijke aanpak.9 De noties van ‘vrijheid van’, bijvoorbeeld van armoede, moeten aangevuld worden met noties van ‘vrijheid tot’, bijvoorbeeld tot het voorzien in concrete menselijke behoeften in plaats van tot het nastreven van eindeloos begeren.10 Of de als doel 12 genoemde ‘verantwoorde consumptie en productie’ daar als concept genoeg in zullen slagen, durf ik te betwijfelen.
Ecologische bekering
De Agenda 2030 is een programma, een blauwdruk. Voor verandering is meer nodig: motivatie en oriëntatie, een betrokkenheid op anderen en op een hoger doel. ‘We hebben profetische stemmen nodig om ons te inspireren.’11 Aan de vijf p’s van de SDGS (people, planet, prosperity, peace en partnership) kan zo een zesde van profecy toegevoegd worden. De kerkvaders kunnen zo een bron van inspiratie zijn. Zij hebben niet zozeer nagedacht ‘over God’ los van de geschapen werkelijkheid, maar veeleer over hoe God daarin zichtbaar en erkenbaar is. Ireneüs spreekt over de hand van God in de schepping, die geneest, die door de natuur tevens tegemoetkomt aan het natuurlijke godsverlangen van de mens. De natuur wordt als iets goeds gezien. Er is een continuüm tussen de mens en God. God is geen abstractie van het menselijk verstand, maar de menselijke rede is in staat tot moreel oordelen, en zo hoeft er geen scheiding tussen rede en geloof, tussen natuur en genade te zijn.12 Het geloof, de transcendente grondhouding, heeft dus ook iets te zeggen over de natuurlijke werkelijkheid en over de verhouding van mensen tot elkaar en tot zichzelf.
In zijn encycliek Laudato Si’ – de eerste regel van de coupletten in het ‘Zonnelied’ van Franciscus van Assisi – ging paus Franciscus, eveneens in 2015, uitgebreid in op zijn visie op duurzame ontwikkeling en de zorg voor ons gemeenschappelijke huis.13 Deels komen dezelfde thema’s aan bod als in de Agenda 2030, maar vanuit een geheel andere, morele invalshoek, en gericht aan een ander publiek: iedereen op deze planeet, in plaats van staten en multinationals. Franciscus doet een beroep op de mens zélf, op deugden van gerechtigheid, verantwoordelijkheid, bekering – ook ecologische bekering –, burgerlijke en politieke liefde. Hij roept op tot een nieuwe levensstijl en andere keuzes in consumptie. Hier geen utopisch beeld van een toekomstige goede wereld, geen progressief optimisme, geen wenkend perspectief van de armoede in vijftien jaar geheel uitroeien, maar een nuchtere, sobere, tot inkeer brengende en op verantwoordelijkheid en gerechtigheid wijzende beoordeling van het heden. De encycliek benadrukt de dialoog als relatie van de mens tot zichzelf, tussen mensen onderling, met de natuur en met God. Waar de SDGS een techno-economisch plan van aanpak vormen,14 spreekt de encycliek bewustzijn en geweten aan en noopt tot een engagement.15
Het hart
Augustinus (354-430) beklemtoonde het belang van het ‘hart’ als de bepalende factor in het menselijk handelen: gericht op God, of gericht op zichzelf. Hij hechtte grote waarde aan de gerichtheid van de wil.16 Hij werkte dit uit in zijn De civitate Dei, ‘Over de stad Gods’, dat wil zeggen de maatschappij zoals die naar Gods wil ingericht zou moeten worden. De stad Gods is in conflict met de aardse stad, een conflict dat pas eschatologisch opgelost zal worden. De demograaf Wolfgang Lutz meent ook dat een technocratische aanpak van ontwikkeling niet haalbaar is. Volgens hem is een focus op een aantal kernthema’s nodig.17 Zouden 17 doelen en 169 targets dezelfde transformerende werking kunnen hebben als de 95 stellingen van Luther vijfhonderd jaar geleden? Hij meent dat ideeën een grotere kracht hebben dan een agenda of actieplan. Zoals Luther sola fide en sola scriptura verkondigde, benadrukt Lutz de kernthema’s voor onderwijs en gezondheidszorg (sola schola et sanitate), waarbij vooral het eerste een grote transformerende kracht heeft, namelijk door het planten van ideeën en overtuigingen die het hart richten.
De islamitische geleerde Al-Shatibi (ca. 1320-1388) onderscheidde menselijke behoeften (hajiyyat) en ‘toevoegingen die het leven verfraaien’ (tahsiniyyat). Al-Ghazali (1058-1111) meende dat de godsdienst de belangrijkste geestelijke levensbehoefte van de mens is, en dat bezit daaraan ondergeschikt is.18 De SDGS stellen de menselijke materiële behoeften centraal. Dat is volgens Al-Ghazali niet voldoende, omdat de islam leert dat de geestelijke principes aan de fysieke behoeften voorafgaan. Het uiteindelijke doel van ontwikkeling volgens de islam is mardhatilla, ‘het welbehagen van God’ waardoor hij zijn zegen kan geven. Het islamitische denken gaat hierbij een optimistisch, tijdelijk vooruitgangsdenken voorbij. Bij het ontwikkelen van de wereld tot een paradijs waar alle basisbehoeften moeiteloos worden bevredigd (khulud, plaats van eeuwig leven en vervulling) dient de mens zich te gedragen als de plaatsvervanger of rentmeester van God op aarde (de khalifah). Het morele karakter van de mens en zijn door God gegeven kennis en wijsheid zijn daarbij essentieel. Het veranderen van de opvattingen, waarden en (geloofs)overtuigingen ten opzichte van de natuur en prioriteiten in de menselijke behoeftebevrediging is daarmee volgens deze islamitische gedachtegang cruciaal in de omgang met de sociale en ecologische crisis.19
Perspectiefwissel
Gezamenlijk willen de religieuze perspectieven benadrukken dat een duurzame ontwikkeling verder gaat dan een plan van actie. Daarmee wil ik niet beweren dat zoiets niet nuttig en zinvol is, maar het is niet waarschijnlijk dat een dergelijk plan, dat gebaseerd is op een optimistisch geloof in technologie en rationeel economisch handelen door mensen van goede wil, alleen succesvol zal zijn om een paradijselijke samenleving voor allen te scheppen. Er is bezieling nodig waardoor het hart dat het menselijk handelen bepaalt, gericht wordt op het voorzien in concrete behoeften, zowel materieel als sociaal, van medemensen dichtbij of veraf, van de geschapen werkelijkheid, ook het dierenrijk, weg van een eindeloze bevrediging van door handel en commercie opgewekte begeerten. Hier is speciaal een rol weggelegd voor het (bijzonder) onderwijs en de opvoeding.
Het vertalen en vruchtbaar maken van levensbeschouwelijke perspectieven naar praktische christendemocratische politiek is niet eenvoudig – misschien niet zozeer omdat het zo moeilijk denkbaar is, maar vooral omdat de uitvoering minder populair maakt. Om duurzame ontwikkeling mogelijk te maken, roepen de levensbeschouwelijke perspectieven op tot het begrenzen van de grenzeloze bevrediging van menselijke begeerten, terwijl juist daarop onze economische groeimodellen zijn gestoeld. Misschien is het toch tijd om de ‘economie van het genoeg’ nog eens af te stoffen.20 Er is niets tegen economische groei en het bevredigen van begeerten, naar wel als dit bij voortduring alleen mogelijk is door uitbuiting van de natuur en de medemens. Begrenzingen zouden vorm kunnen krijgen door niet de hoeveelheid, maar kwaliteiten en reële waarden en kosten tot grondslag van zo’n economie te maken. Voor zo’n minder materialistische herijking van de westerse levensstijl is misschien meer steun dan we denken.
Noten
- 1.Edith Brugmans (red.), Cultuurfilosofie. Katholieke, reformatorische, humanistische, islamitische en joodse reflecties over onze cultuur. Eindhoven: Damon, 2002.
- 2.Edith Brugmans, ‘Kritische analyse van de moderne grondhoudingen’, in: Brugmans 2002, pp. 39-70.
- 3.United Nations General Assembly (UNGA), Transforming our world. The 2030 Agenda for Sustainable Development. Resolution 70/1. Verenigde Naties, 21 oktober 2015, p. 1.
- 4.UNGA 2015, p. 12.
- 5.UNGA 2015, p. 29.
- 6.UNGA 2015, p. 29.
- 7.José Eli da Veiga, ‘The first Antropocene Utopia’, Ambiente & Sociedade 20 (2017), nr. 2, pp. 227-246.
- 8.Johan Rockström e.a., ‘Planetary boundaries. Exploring the safe operating space for humanity’, Ecology and Society 14 (2009), nr. 2, 32.
- 9.Annick Hedlund-de Witt, ‘Rethinking sustainable development. Considering how different worldviews envision “development” and “quality of life”’, Sustainability 6 (2014), nr. 11, pp. 8310-8328, aldaar p. 8321.
- 10.Brugmans 2002, p. 52.
- 11.James R. Cochrane, ‘Religion in sustainable development’, Review of Faith & International Affairs 14 (2016), nr. 3, pp. 89-94.
- 12.Edith Brugmans, ‘Morele sensibiliteit en katholiek denken’, in: Brugmans 2002, pp. 675-705.
- 13.Paus Franciscus, Laudato Si’/ Wees geprezen. Over de zorg voor het gemeenschappelijke huis. Vaticaanstad/Poeldijk: Libreria Editrice Vaticana/Stg InterKerk, 2015.
- 14.Mark Shiffman, ‘Between the knower & the known. Laudato si’ & the limits of the scientific spirit’, Commonweal 143 (2015), nr. 6, pp. 15-18.
- 15.Gregor Schmieg e.a., ‘Modeling normativity in sustainability. A comparison of the Sustainable Development Goals, the Paris Agreement, and the papal encyclical’, Sustainability Science 13 (2018), nr. 3, pp. 785-796.
- 16.Brugmans 2002, p. 659.
- 17.Wolfgang Lutz, ‘Global sustainable development priorities 500 y after Luther. Sola schola et sanitate’, Proceedings of the National Academy of Sciences 114 (2017), nr. 27, pp. 6904-6913.
- 18.Abdulwahid van Bommel, ‘Islamitisch wijsgerig denken’, in: Brugmans 2002, pp. 311-314.
- 19.Ibrahim Ahmad Shogar, ‘Inspirations of the religious worldview for sustainable development’, Revelation and Science 6 (2016), nr. 2, pp. 24-33.
- 20.Bob Goudzwaard en Harry de Lange, Genoeg van te veel, genoeg van te weinig. Wissels omzetten in de economie (derde, herziene en uitgebreide druk). Baarn: Ten Have, 1991.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.