De tragische pervertering van het vluchtelingendebat
Samenvatting
De taak van de ethiek is niet om antwoord te geven op de vraag wat we moeten doen, maar eerder om te voorkomen dat we laten verdwijnen wat we daaromtrent eigenlijk al wel weten. Vluchtelingen, mensen in nood, maken ons onmiddellijk duidelijk wat ons te doen staat. Maar door het debat in termen van aantallen te voeren, wordt deze morele impuls verduisterd en verdraaid. Inmiddels zijn de problemen van de vluchtelingen zelfs vervangen door het probleem dat zij zijn geworden voor ons. Deze pervertering van het vluchtelingendebat heeft een tragisch karakter: ze versluiert onze hulpplicht en ontneemt ons de durf de echt belangrijke vragen te stellen.
WAT ZOU DE ETHIEK KUNNEN BIJDRAGEN AAN DE DISCUSSIE over het zogenoemde vluchtelingenvraagstuk? Kan de ethiek ons zeggen wat we moeten doen? Er zijn verschillende ethische theorieën, en die geven lang niet altijd eensluidende antwoorden op deze dwingende praktische vraag: ‘Wat te doen?’ Maar ten aanzien van onze vraag hoeft dat ons geen zorgen te baren. Hier lijken die theorieën immers niet of nauwelijks verschil van mening te hebben. Een snelle rondgang langs de drie belangrijkste typen van ethiek kan dat laten zien.
Drie typen van ethiek, één eensluidend antwoord
De kantiaanse ethiek is duidelijk: ‘Weldoen, dat wil zeggen: zo veel men kan een mens die in nood is helpen, zonder daarvoor zelf op iets te rekenen of te hopen, is de plicht van elke mens.’1 Het gaat hier om een ‘liefdesplicht’, een van de vormen die de ‘deugdplicht’ kan aannemen, en die als zodanig onderscheiden is van de nog strikter geldende ‘rechtsplichten’. Maar ook deze plicht is gefundeerd op de harde grondslag van de universaliseringseis: ‘Handel zo dat de maxime van je handelen tot algemene wet verheven kan worden.’ Iedereen die in nood is, wil door anderen geholpen worden, en wie het vervolgens niet ook voor zichzelf tot maxime of principe maakt om anderen in nood te helpen, zondigt tegen de eis van de redelijkheid. Weliswaar is deze plicht begrensd, maar op een manier die maakt dat onze hulp aan vluchtelingen die grens voorlopig niet zal bereiken. Volgens Kant ligt de grens namelijk daar waar die plicht zelf tegensprekelijk zou worden, dat wil zeggen: waar men door zijn weldoen zozeer behoeftig wordt dat men op de weldadigheid van anderen aangewezen raakt.2 Daar blijven wij met de van ons gevraagde hulp nog ver van verwijderd.
Een utilitaristische ethiek komt naar alle waarschijnlijkheid tot dezelfde conclusie. Tussen enerzijds de mensen die door oorlog of onderdrukking van huis en haard verdreven zijn en anderzijds ons, die wellicht wat moeten interen op onze welvaart door hun komst, is het verschil zo groot dat het de keuze tussen de handelingsopties gemakkelijk kan bepalen. Een maximalisering van de netto-opbrengst is beslist eerder te verwachten van de bereidheid om te helpen dan van de bescherming van de eigen welvaart. Het is evident belangrijker om de minimale bestaansvoorwaarden voor iedereen te garanderen dan het welvaartsniveau van sommigen te beschermen. Ook als men de principes van Peter Singers beweging van ‘effective altruism’ volgt, en bereid is tien procent van zijn inkomen af te staan in reactie op het lijden dat we in onze wereld aantreffen,3 is de hulp aan vluchtelingen verzekerd. Ook bij de ruimste ramingen zal de opvang van vluchtelingen immers nog lang niet leiden tot een daling van tien procent van ons bruto nationaal product per hoofd van de bevolking.
De deugdethiek stelt eigenlijk een andere vraag dan ‘Wat te doen?’. Ze vraagt eerder naar een ideaal en schetst als antwoord een beeld van de houdingen of karaktertrekken van iemand wiens leven we gelukt of gelukkig zouden noemen en die we voorbeeldig achten. Welnu, het lijkt me duidelijk dat we meer bewondering zullen hebben voor iemand die op de nood van anderen reageert met hulp dan voor degene die de nood van een ander vooral als een bedreiging van zichzelf ziet. Zelfs voor Aristoteles, die van ‘altruïsme’ nog niet had gehoord, is de vrijgevigheid een van de kwaliteiten van de deugdzame mens – het is zelfs de eerste deugd die hij beschrijft na de kerndeugden van maat en moed.4
De taak van de ethiek
Wat is daarmee gezegd over de bijdrage die de ethiek kan leveren aan de discussie over de vluchtelingen? Alles en niets. ‘Alles’, want het antwoord op de vraag wat ons te doen staat is volstrekt duidelijk en eenduidig. Maar tegelijkertijd ‘niets’, want is dit inderdaad wat we nodig hadden? Wisten we dit niet al voordat we de vraag stelden? Het gemak of de vanzelfsprekendheid van het antwoord kan ons doen twijfelen aan het nut van de ethiek – of ligt de bijdrage van de ethiek misschien elders? Is het wel de taak van de ethiek om antwoord te geven op de vraag wat we moeten doen?
Aan het eind van het eerste hoofdstuk van zijn Fundering voor de metafysica van de zeden schrijft Immanuel Kant: ‘Er bestaat dus geen behoefte aan wetenschap en filosofie om te weten wat men te doen heeft om eerlijk en goed, ja zelfs om wijs en deugdzaam te zijn.’5 Hij legt uit dat ons gewone mensenverstand niet alleen voldoende is om te weten wat we moeten doen, maar dat dit zelfs – precies door zijn eenvoud – ons het best beschermt tegen spitsvondige redeneringen, bijvoorbeeld van de filosoof, wiens ‘oordeel door tal van vreemde, niet ter zake doende overwegingen gemakkelijk verward en van de juiste richting afgebracht kan worden’.6
Er is echter één probleem: ook dat gewone mensenverstand heeft nu eenmaal de neiging ‘om tegen die strenge wetten van de plicht in te redeneren en om hun geldigheid, of tenminste hun zuiverheid en gestrengheid, in twijfel te trekken en ze waar mogelijk meer aan onze wensen en neigingen aan te passen, dat wil zeggen: ze in de grond te corrumperen en van geheel hun waardigheid te beroven’.7 Dat komt doordat de morele plicht zich aan onze eigen behoeftes en verlangens niets gelegen laat liggen, zodat die verlangens ons aanzetten om redenen te gaan bedenken waardoor de plicht omzeild kan worden. Daarom is een kritische reflectie nodig die ons daartegen beschermt. Kortom: de ethiek is nodig, niet om te weten wat we moeten doen, maar om dat weten te beveiligen tegen de neiging die we hebben om met behulp van ons verstand te ontkomen aan onze plicht.
Van de problemen van vluchtelingen tot de migratiecrisis
De berichtgeving en de discussies over wat inmiddels ‘de migratiecrisis’ is gaan heten vormen een perfect voorbeeld van de vrees die Kant formuleert. Alleen al de woorden waarmee we erover spreken zijn wat dat betreft onthullend. ‘Vluchtelingen’ zijn ‘migranten’ geworden en vervolgens zijn ze als personen helemaal onzichtbaar geworden in het verschijnsel ‘migratie’.
Taal is niet onbelangrijk. De mensen die eerst ‘vluchtelingen’ waren omdat ze geweld of armoede ontvlucht zijn, of die ‘drenkelingen’ werden omdat ze nauwelijks levend de kust van Europa bereikten, blijven niet dezelfde mensen als ze ‘migranten’ gaan heten of wanneer ze via ‘economische vluchtelingen’ als ‘gelukzoekers’ worden bestempeld. Ze veranderen eerst voor ons, die zo over hen spreken. Hun betekenis voor ons, het beroep dat zij doen op ons verandert. Maar daardoor verandert vervolgens ook hun lot: het is anders om een vluchteling te zijn die opgevangen wordt dan om een migrant te zijn die gewantrouwd wordt.
Op die manier gaat bovendien het hele probleem verschuiven, en op een nogal dramatische manier. Want waren het aanvankelijk de vluchtelingen die in de problemen zaten, inmiddels zijn wijzelf geworden tot degenen die een probleem hebben. Wie kan, wanneer er gesproken wordt van ‘de migratiecrisis’ daarin nog de problemen herkennen van de mensen die hun land en gezin verlaten om via levensgevaarlijke routes een uiterst onzekere toekomst tegemoet te gaan? Hun problemen zijn vervangen door het probleem dat zij zijn geworden voor ons, bij wie ze aankloppen. Onze welvaart wordt bedreigd, onze sociale voorzieningen komen in gevaar; het lijkt er zelfs op dat we plots gaan ontdekken wat we allemaal willen behouden en bewaren – doordat het bedreigd wordt.
Onze politici reageren dan ook door te roepen om maatregelen ter bescherming tegen het dreigende gevaar; we moeten de vluchteling ‘ontmoedigen’, streng gaan selecteren, de gezinshereniging vertragen. We gaan proberen het probleem naar buiten de eigen grenzen te verplaatsen, we spreken over bovengrenzen voor wat betreft de aantallen, en ja – toegegeven – we zullen ook proberen iets te doen aan de ellende die deze massa’s in beweging brengt naar onze landen, dat wil zeggen: aan de oorzaken van de ramp … die ons treft.
Tragische pervertering
Het gaat me er niet om een beschuldigende vinger te heffen naar deze of gene – hoewel van politiek verantwoordelijken wel wat meer besef van wat hier gebeurt verwacht zou mogen worden. Gemakkelijk is dat niet, want het gaat sluipenderwijs en steeds op dubbelzinnige wijze. Het zijn niet alleen de spitsvondige redeneringen van het verstand die ons hier parten spelen, zoals Kant meende, maar soms kunnen zelfs onze beste bedoelingen bijna ongemerkt – op tragische wijze – perverteren.
Een voorbeeld: om de nood van de vluchtelingen onder onze aandacht te brengen, doen journalisten en anderen moeite om ons een beeld voor te houden van de verschrikkingen waarvoor mensen vluchten en van de ellende die ze moeten doorstaan tijdens hun vlucht. Een van de manieren waarop ze hun verhalen kracht bijzetten is door te wijzen op de onwaarschijnlijke aantallen mensen die op de vlucht zijn, ontheemd zijn, in bootjes gepropt zitten, verdrinken, aanspoelen of – als ze ‘geluk’ hebben – in overvolle opvangkampen zitten te wachten. Maar vervolgens zijn het precies die aantallen die niet alleen de individuele verhalen verdrukken, maar ook een grote bedreiging gaan vormen voor ons. Want die beschrijving van de massa’s, die bedoeld was om te laten zien hoe groot hun probleem is, verandert in een waarschuwing aan ons. Die verandering mag met recht een pervertering worden genoemd. Opnieuw: het gaat er niet om schuldigen aan te wijzen, ook al zijn er mensen die van deze onbedoelde pervertering misbruik maken. Waar het om gaat is dat we allemaal schuldig worden als we geen aandacht schenken aan wat er hierdoor met de vluchtelingen en met onszelf gebeurt.
Zelfmisvorming
Ook met onszelf. De deugdethiek (om naast de kantiaanse en de utilitaristische ethiek ook die andere grote vorm van ethisch nadenken nog eens te hulp te roepen) maakt duidelijk dat we in alles wat we doen steeds ook onszelf (en anderen) vormen. Wie in een gevaarlijke situatie zijn moed verzamelt en optreedt, doet niet alleen iets op dat moment, maar vormt zichzelf ook tot iemand die in dat soort situaties geneigd zal zijn moed te tonen. Elke keer dat we op een bepaalde wijze handelen maken we onszelf een beetje meer tot iemand voor wie zulk handelen karakteristiek wordt. Wie het leed van mensen in termen van aantallen beschrijft, zal minder zicht krijgen op het lijden zelf, dat immers altijd individueel is. En op die manier (mis) vormen we niet alleen onszelf, maar ook anderen. Want wanneer de berichtgeving steeds meer over aantallen gaat, zullen degenen die van zulke berichtgeving afhankelijk zijn, onvermijdelijk zien dat hun betrokkenheid op het leed van de vluchteling verandert in bezorgdheid over hun eigen lot.
Dat leidt tot wat op dit moment in de samenleving steeds duidelijker zichtbaar wordt: een groeiende kloof tussen de velen die zich inspannen om met en voor vluchtelingen te werken enerzijds, en de grote groep die erover leest of hoort via de media.
Degene die werkt met vluchtelingen, Nederlandse les geeft, bezigheden organiseert, raad geeft, of ontmoetingen met buurtbewoners regelt, ziet individuen voor zich, reële personen die in nood zijn. Maar het is waarschijnlijk ook voor een belangrijk deel andersom: degene die reële personen in nood voor zich ziet, voelt zich uitgedaagd en opgeroepen om te helpen. Het morele appel dat uitgaat van concrete individuen die in nood zijn, vervaagt echter en verandert in op onszelf gerichte zorg en angst wanneer de individuen vervangen worden door aantallen. Terwijl duizend personen ons duizend keer kunnen aanspreken, wordt hun duizendtal een gevaar waartegen we ons willen beschermen. Het getal heeft de morele uitdaging die van de vluchteling uitgaat weggewerkt. En zo kan de vluchteling in nood bijna ongemerkt veranderen in een migrant die een risico vormt voor onszelf.8
Verstandigheid
Het lijkt niet zozeer de taak van de ethiek om te zeggen wat we moeten doen, maar eerder om te voorkomen dat we wat we daaromtrent eigenlijk al wel weten, laten verdwijnen of laten perverteren; ze moet helpen voorkomen dat we datgene wat ons kan herinneren aan wat we wel weten over het hoofd zien. Datgene? Nee, diegenen, de mensen in nood die ons onmiddellijk duidelijk maken wat ons te doen staat, maar die door hun aantallen – en door onze aandacht voor aantallen – onze blik verduisteren. Alsof we door de massa’s de mensen niet meer zien; in plaats van de bomen, alleen nog maar het bos zien.
Maar is het niet gevaarlijk om de individuele nood zo op de voorgrond te plaatsen? Is dat niet wat we zagen gebeuren met de foto van het dode jongetje op de vloedlijn? Zulke beelden roepen weliswaar onmiddellijk emoties wakker, maar die emoties kunnen even gemakkelijk gemanipuleerd worden als de beelden zelf. Moeten we niet juist afstand nemen en ons verstand laten spreken in plaats van de emoties die ons tot speelbal maken van degenen die de beelden maken, redigeren en verspreiden?
Inderdaad, maar dat is precies wat de ethiek probeert te doen: rationeel nadenken, maar wel over de concrete werkelijkheid van reële personen, en over wat die ons te zeggen heeft, waartoe die ons oproept. Dat betekent niet dat we onze emotionele impulsen onmiddellijk moeten volgen, maar nog minder dat we de werkelijkheid die ons die impulsen geeft mogen wegwerken. En wie die werkelijkheid onder ogen ziet, kan moeilijk anders concluderen dan dat hier geholpen moet worden.
Maar is daarmee alles gezegd? Wat weten we eigenlijk, als we weten dat we moeten helpen? Weten we dan ook hóé we moeten helpen? Welke hulp effectief is, of op z’n minst niet contraproductief? Heeft het zin om iedereen die aanbelt binnen te laten? Is het verstandig om dat te doen? Zijn trouwens veel van die bezwaren die opkomen door de berichten over de aantallen niet gewoon terecht? Er kan toch echt een moment komen dat de instroom ontwrichtend gaat werken! Er zullen tussen de vele duizenden die binnenkomen ongetwijfeld vooral veel jonge mannen zitten: zij durven en kunnen nu eenmaal het meest.9 En jonge mannen hebben behoeftes, waar ze ook vandaan komen. Als de deuren openstaan, zullen er ook lieden binnenkomen die kwalijke plannen hebben. De lijst met gevaren, problemen, risico’s en nadelen kan zonder moeite worden uitgebreid. En verstandigheid vereist voorzichtigheid. Allemaal waar en belangrijk.
Een ethiek die deze en dergelijke zorgen vergeet of veronachtzaamt wordt moralistisch. Het gaat er dan ook niet om deze zorgen te vergeten, maar om ze in balans te houden met de nood die gelenigd moet worden. Durven we de vraag te stellen of ons recht op bescherming van onze welvaart opweegt tegen het recht van mensen op leven en elementaire veiligheid? Wie maakt de rekensom om te zien wat het betekent om tien procent in te leveren, voor degene die inlevert en voor degenen die de opbrengst krijgen? Wie durft het aan om de vraag naar overlast en gevaar te stellen in termen van wat wijzelf (niet ‘de mensen in het land’, maar ieder van ons voor zichzelf) aankunnen, wat we op ons kunnen nemen, wat we kunnen dragen?
Noten
- 1.Immanuel Kant, Die Metaphysik der Sitten. Tugendlehre, tweede deel, § 30. Editie Werke in zehn Bänden (Hrsg. W. Weischedel). Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Band 7, 1975, p. 589 (Akademie Ausgabe A 124).
- 2.Kant 1975, § 31, ‘Kasuistische Fragen’, p. 590 (Akademie Ausgabe A 125).
- 3.Vgl. www.effectivealtruism.org, geraadpleegd op 3 maart 2016.
- 4.Vgl. Aristoteles, Ethica Nicomachea. Groningen: Historische Uitgeverij, 1999, Boek iv, § 1, pp. 113 e.v.
- 5.Immanuel Kant, Fundering voor de metafysica van de zeden. Amsterdam: Boom, 1997, p. 50.
- 6.Kant 1997, p. 51.
- 7.Kant 1997, p. 52.
- 8.Een bijzondere vorm van dat gevaar klonk door in een recente persconferentie van premier Rutte die sprak over ‘de vreselijke beelden’ die ons bereiken van de grens van Europa. Ook van die beelden hebben we last, en moeten we verlost worden.
- 9.Trouw meldt op 5 maart overigens dat inmiddels meer vrouwen en kinderen dan mannen zich als vluchteling melden.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.