Vluchten voor boze kiezers kan niet meer
Samenvatting
Het uitschrijven van het Oekraïne-referendum maakte opnieuw zichtbaar dat de EU fungeert als zondebok. Politieke partijen, ook het CDA, legden zich bij voorbaat al neer bij de uitslag. Maar, beste volksvertegenwoordigers, vluchten voor een boos electoraat zal zich op den duur alleen maar tegen u keren.
Eind 1989 gooide Oost-Europa zijn communistisch juk af. Blijdschap alom. Wat gisteren nog een mooie droom was, werd nu het gewone leven. De bevrijde volken lieten ons weten dat ze bij ons willen horen: terug naar de ‘waardegemeenschap’ Europa. Een aantal leden van het Europees Parlement, onder wie ikzelf, moest uitzoeken hoe het herenigings beleid het best kon worden aangepakt. Een lidmaatschap van de Europese Unie is niet zomaar te verkrijgen. Aan dat voorrecht is een reeks van voorwaarden verbonden, de ‘criteria van Kopenhagen’. Kort gezegd: een land moet een echte rechtsstaat zijn met stabiele en goed functionerende instellingen, geen problemen met minderheden of met buurlanden hebben, een overtuigd voorstander van de mensenrechten zijn, economisch kunnen meedraaien in de scherp concurrerende Europese markt, de hele wetgeving van de Unie zonder morren overnemen, en dan nog was een land er niet.
We vroegen ons af: ‘Waar liggen de grenzen van Europa?’ Bij de Oeral? De Kaukasus? De Straat van Gibraltar? Hoort Klein-Azië erbij, zoals de Turken stellen? Betekenen de verdragen met Marokko dat dat land ook een kandidaat is? Het realisme was soms ver te zoeken. Commissaris Hans van den Broek werd op zijn reizen verrast met vragen als: ‘Mag Oezbekistan lid worden van de EEG?’ Het antwoord was ‘nee’. Want de obstakels zijn niet van formele of geografische aard. Het gaat om verstrekkende en diepgaande inhoudelijke kwesties. Waar de waarden gepraktiseerd worden, daar is in principe sprake van Europese gemeenschap. Als de waardegemeenschap geen realiteit is, dan overleeft de EU niet.
Het Europees Parlement verdedigde deze stelling: eerst verdieping, dan verbreding. Dat wil zeggen: eerst een sterkere Europese integratie, met de nodige gemeenschapswetten en instituten, want de verplichtingen moeten wederzijds zijn. De voorstanders van Europese integratie (de grote meerderheid met als harde kern de christendemocraten) zagen in dat een premature uitbreiding het functioneren van de Unie zou ondergraven. De tegenstanders van integratie (uiterst links en rechts plus een deel van de Britse conservatieven) waren gemakkelijk herkenbaar aan hun politiek van ondermijning door een ongenormeerde uitbreiding te bepleiten.
***
Een principiële Europapolitiek heeft zeer praktische implicaties. Er moet sprake zijn van politieke convergentie. Oekraïne brengt bijvoorbeeld veel te veel eigen binnenlandse en internationale problemen met zich. Met Turkije is dat nog acuter: het land toont minachting voor de rechtsstaat. Kunnen en willen we zulke kandidaten wel opnemen in de EU? Eerlijk gezegd zagen we het met Oekraïne en Turkije niet zitten. Neen dus, ook voor de lange termijn niet. Voor de Turken en Oekraïners is dat een bittere pil.
Hoe kom je uit dat dilemma? Hoe kunnen we de pil van de weigering vergulden? Enerzijds moeten we zulke landen duidelijkheid bieden, anderzijds is het niet wijs om deze buren een trap na te geven. De EU ontwikkelde het begrip ‘goed nabuurschap’:niet trouwen, wel vriendjes blijven. Het komt er nu op aan dit eindspel zo af te ronden dat er geen onnodige hard feelings overblijven. Het aanbod om ‘goede buren’ te blijven moet wel geloofwaardig zijn.
Met deze dubbele opdracht zijn de beste EU-diplomaten aan de slag gegaan. Het resultaat was een associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne, dat in juni 2014 is gesloten en op 1 januari 2016 gedeeltelijk en voorlopig in werking is getreden. Dit stuk toont respect voor het recht van de buren om hun eigen lot te bepalen en veroordeelt hen niet tot vazal van Rusland. Er staan voorrechten in op het gebied van samenwerking, markt en economie die onze vrienden op prijs stellen. Maar medezeggenschap en stemrecht over EU-beleid, nee, die zitten er niet in. Beide partijen konden met opgericht hoofd thuiskomen. Als oud-Europarlementariër ben ik zeer tevreden over de stevige, maar ook respectvolle aanpak van de politiek van ‘goed nabuurschap’.
***
Met het referendum, op 6 april, is wel iets opvallends gebeurd. De vraag werd gesteld: ‘Bent u voor of tegen de wet tot goedkeuring van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne?’ Let wel, het ging over een document met 486 artikelen plus bijlagen. De referendumvraag bood alle ruimte voor manipulatie. Wie formuleerde de vraag? Waar ging het nu precies over: over een referendum tegen de associatieovereenkomst of, zoals GeenPeil wenste, tegen de Europese Unie als zodanig? Waarom werd de stem van hen die om een referendum vroegen zoveel zwaarder gewogen dan de stem van hen die daar nadrukkelijk niet om vroegen? Wat gebeurt er met de uitslag?
Voor initiatiefnemer GeenPeil bleek het een koud kunstje om de benodigde 300.000 handtekeningen te verzamelen. Het opvallende was dat het comité GeenPeil, bestaande uit lieden die wel in zijn voor een geintje, kennelijk de macht heeft om de politieke agenda naar zijn hand te zetten. Ik laat me liever regeren in een parlementaire democratie dan in een democratie van het niveau van GeenPeil. Politieke partijen, ook de beginselpartij CDA, merkwaardig genoeg, gaven van tevoren aan de uitslag van het referendum te zullen respecteren en zich neer te leggen bij een ‘nee’. Daarmee verstopten politici zich achter GeenPeil en kreeg de uitslag bij voorbaat al iets van een dictaat.
De vraag of het wel fair is om te doen alsof Nederland kan beslissen over de belangen die 28 lidstaten aangaan, kwam nauwelijks aan de orde. Waarom zou bijvoorbeeld het kleine Malta met zijn traditioneel kleine meerderheden niet hetzelfde mogen doen? Een handvol burgers van zo’n lidstaat zou dan een veto toekomen. Gelukkig is er al veel gedaan om meerderheidsregels te definiëren die recht doen aan de positie van kleine en grotere lidstaten. Overal waar veto’s dreigen, faalt de EU-besluitvorming.
In Nederland valt soms te beluisteren dat ‘wij’ in Brussel met de vuist op tafel moeten slaan en meer moeten handelen uit eigenbelang. Maar in de EU gaat het om het gemeenschappelijke, om het recht en niet om de macht. Wie voortdurend roept dat alles draait om het eigenbelang, zal terecht op wantrouwen stuiten.
***
De Unie is op christelijke fundamenten gebouwd. De motieven van de christendemocratische voorlieden van na de Tweede Wereldoorlog en de Europese kerken waren overtuigend: het Europese samenwerkingsverband was in de eerste plaats een beschavingsproject om vrede, gerechtigheid en solidariteit te bevorderen, en niet een belangenproject. Als er sprake is van economische stagnatie en grootschalig leed, zoals nu met het vluchtelingvraagstuk, dan heeft de mentaliteit van ieder voor zich kennelijk de overhand boven recht en solidariteit. De EU krijgt een slechte naam door de meedogenloze strijd om het eigenbelang tussen de lidstaatregeringen.
De huidige lidstatenpolitiek roept de vraag op of de lidstaten zelf de criteria die de waardegemeenschap karakteriseren, serieus nemen. Als de EU een akkoord met het onbeschaamd door realpolitik gedreven Turkije kan sluiten, had de Unie dan geen verdrag met Oekraïne mogen ondertekenen? Het referendum als zodanig was onder deze omstandigheden al volstrekt ongeloofwaardig. Dat, gevoegd bij het feit dat de Nederlandse regering, gedekt door het parlement, reeds akkoord is gegaan met het associatieverdrag en het verdrag zelfs al gedeeltelijk in werking is getreden, roept de vraag op wat er precies gebeurt met de uitslag van het referendum. Dit referendum was een pervers instrument.
Met enig sarcasme kan de volgende oude uitspraak worden geciteerd: ‘De toestand is hopeloos maar niet ernstig.’ Maar, beste volksvertegenwoordigers, de verantwoordelijkheid voor politiek beleid berust uiteindelijk toch bij u. Vluchten voor de boze kiezer kan niet. Volgend jaar komt er weer een trein aan.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.