Tegenwoordigheid van Geest: op zoek naar een strategisch narratief voor het christelijk-sociaal middenveld
Samenvatting
Willen christelijk-sociale organisaties een toekomst hebben, dan zullen zij actief moeten deelnemen aan netwerken en trekkers moeten zijn van coalitions of the willing. Niet alleen met brancheorganisaties, maar vooral met verbanden op lokaal niveau kunnen krachtige ketens worden gevormd. De christelijk-sociale organisaties moeten connecties durven aangaan met bezielde verbanden die niet in de christelijk-sociale traditie staan. Alleen zo kan een antwoord worden gegeven op de urgente nood die ontstaat door uitbuiting, uitsluiting en uitputting wereldwijd.
DE KATHOLIEKE SOCIALE LEER EN HET PROTESTANTS-CHRISTELIJKE SOCIALE DENKEN waren eind negentiende eeuw het antwoord van de kerken op de schrijnende sociale gevolgen van het nieuwe industriële tijdperk en een ongebreideld kapitalisme. Miljoenen mensen kwamen door veranderende sociaal-economische verhoudingen in mensonterende omstandigheden terecht. De kerken waren tot 1891 zeer beducht om zich in te laten met politiek en economie. Het kerkleergezag ging daar namelijk niet over. Met zo veel sociaal onrecht om zich heen konden de kerken echter niet op afstand blijven.
De naastenliefde kan niet gepredikt worden als de ‘blijde boodschap’ overstemd wordt door het gejammer dat door de kerkmuren heen klinkt. De kerken moesten een handelingsperspectief bieden vanuit het evangelie. De kerken moesten een uitgestoken hand bieden naar een wereld in nood. De eerste sociale encycliek en het eerste Christelijk-Sociaal Congres waren in 1891 het antwoord op de sociale kwestie van de armoede en uitbuiting van gewone mensen aan de onderkant van de samenleving.
Dit keerpunt in de opstelling van de kerken heeft een buitengewoon grote invloed gehad op de wijze waarop christenen zich geëngageerd gingen voelen om het dagelijkse lot van de medemens te verbeteren. Christenen bleven niet hangen in lethargie en berusting, maar kozen ervoor om hun verantwoordelijkheid te nemen en zich te organiseren om samen sterk te zijn. Aanvankelijk deden zij dat zo veel mogelijk binnen de kring van de eigen kerk. Zij kwamen in actie om van binnenuit de sociale orde menselijk en rechtvaardig te maken. Juist vanwege de uitgangspunten van menselijkheid, vrede en rechtvaardigheid kozen ze bewust niet voor het revolutionaire pad.
Het gebod van de naastenliefde was voor de christelijk-sociale beweging de ultieme drijfveer. Ze was strijdbaar vanuit de geest van het evangelie. Er werd leiderschap gevraagd om effectief de strijd aan te gaan. Er was actie nodig in de politiek en op de werkvloer. Katholieken en protestanten gingen zich organiseren. Ze voelden zich verbonden door bezieling. Maar er was meer nodig. Om bezieling te vertalen in actie en daadkracht moesten er georganiseerde verbanden komen. Er kwamen katholieke en protestantse werknemers- en werkgeversorganisaties, politieke (kiesverenigingen, schoolverenigingen, universiteiten en hogescholen, radio-omroepen, kranten en tijdschriften. Al langer bestaande organisaties zoals de diaconale en door religieuzen verleende zorg, armenzorg en charitas werden versterkt en uitgebreid om voortaan, vaak met steun van de staat, hun zegenrijk werk op grotere schaal voort te zetten.
De beweging die eind negentiende eeuw in Nederland ontstond heeft vele organisaties voortgebracht op het gebied van sociale zekerheid, zorg, welzijn, onderwijs, cultuur en politiek. De daadkracht van al die verbanden vormde de maatschappelijke basis voor de latere verzorgingsstaat.
Opkomst verzorgingsstaat
In de tweede helft van de twintigste eeuw kwam met de opkomst van de verzorgingsstaat een kantelpunt. Algemeen gesteld was in de eerste helft van die eeuw het christelijk-sociaal middenveld de kurk waarop de samenleving dreef. De term middenveld is van toepassing omdat de bezielde verbanden min of meer onafhankelijk stonden van staat, markt en kerk. De christelijk-sociale organisaties stonden midden in de samenleving. Het waren motoren die een ongekende dynamiek teweegbrachten. Niet alleen voor de eigen achterban, maar voor de gehele samenleving. Voor die inzet werden zij door die samenleving ook gewaardeerd en beloond. De staat hanteerde tientallen subsidie-instrumenten om maatschappelijk zinvolle bijdragen te ondersteunen. De emancipatie van de ‘kleine luyden’ naderde haar voltooiing door het succes van vele sociaal-christelijke verbanden, niet in het laatst ook door de confessionele politieke partijen.
Door de voltooide emancipatie en de toenemende secularisering werd de binding tussen de christelijk-sociale organisaties en hun achterban steeds losser en nam hun aanhang af. De toenemende afhankelijkheid van subsidies van de staat leidde tot een verminderd gevoel van eigenaarschap van de oorspronkelijke doelgroepen. Bij veel organisaties vond ook een verdunning van de identiteit plaats; de christelijke identiteit kwam steeds meer onder druk te staan. Afhankelijkheid van subsidies en een toenemende professionalisering leidden tot een ‘veralgemenisering’.
Een hernieuwd appel op bestaande verbanden
De vraag is of de bestaande, traditionele organisaties de oproep tot een hernieuwd engagement verstaan en of zij voldoende uitvoeringskracht hebben om ook daadwerkelijk in actie te komen. Een andere vraag is of er wellicht nieuwe, eigentijdse verbanden ontstaan die geen traditie hebben binnen de christelijk-sociale beweging.
De bestaansgrond van elke christelijk-sociale organisatie voert altijd terug naar een sociale kwestie van mensen die in een beknelde positie zijn gekomen door vormen van uitbuiting, uitsluiting en collectief onrecht. In onze tijd spelen er drie grote thema’s waarop de christelijk-sociale eweging wereldwijd en lokaal een antwoord moet geven:
- het vraagstuk van de mensonterende armoede in de wereld, zowel materieel als immaterieel;
- het vraagstuk van de uitputting van de aarde en de consequenties daarvan voor huidige en toekomstige bewoners van onze planeet; en
- het vraagstuk van de oncontroleerbare economische en technologische systeemkrachten die leiden tot vervreemding, bureaucratie en uitholling van subsidiariteit en democratie.
De onderlinge samenhang tussen deze thema’s en de relevantie voor een hernieuwde christelijk-sociale beweging is overtuigend beschreven in de recente encycliek Laudato Si’. De thema’s spelen niet alleen wereldwijd, maar juist ook op lokaal niveau. De aantasting van de schepping wordt niet alleen als een ecologisch vraagstuk gezien. Het opknippen van de wereld in een economische, ecologische en sociale logica is een valkuil en leidt tot denkfouten. Als de verschillende logica’s met elkaar in competitie moeten zijn, zal de mens(heid) daarvan het slachtoffer zijn. Er moet een overstijgend geheel van waarden zijn waaraan de gevolgen van economisch, sociaal en ecologisch handelen kunnen worden getoetst.
Een belangrijk kenmerk van het christelijk-sociale denken is dat het uitgaat van een humanisme van ‘heel de mens’ dat wars is van pragmatisme en utilitarisme. Dat krachtig uitgangspunt zal in de toekomst verbonden moeten zijn met het uitgangspunt van ‘heel de schepping’. Solidariteit met mensen die ver van ons vandaan leven, wordt meer dan ooit urgent. Niet alleen omdat de wereld door internet en de moderne media één groot dorp is geworden, maar ook omdat onder andere de klimaatverandering vluchtelingen letterlijk naar ons toe doet drijven.
Een kenmerk van de hernieuwde christelijk-sociale beweging is dat organisaties in alle sectoren een lokaal antwoord moeten geven op de urgente nood die ontstaat door uitbuiting en uitputting wereldwijd. De nieuwe sociale kwesties vragen een antwoord vanuit de wereld van de economie, het onderwijs, de media, de zorg, enzovoort. De kracht van de christelijk-sociale beweging is dat zij binnen haar netwerken sectoren en belangengroepen kan verbinden en overstijgen. Solidariteit zal nieuwe organisatiekaders vragen en andere vormen van aansturen en verbinden. Er zal een geheel gemoderniseerde invulling van het subsidiariteitsbeginsel komen. Als bestuurlijk ordeningsprincipe is het nodiger dan ooit om bureaucratie te weren en ruimte te geven voor de menselijke maat. De overheid heeft hierbij een belangrijke rol. Zij zal zich niet moeten terugtrekken, maar actief ruimte moeten scheppen opdat sociale verbanden en de markt hun verantwoordelijkheid niet ontlopen of op elkaar afwentelen. Vanuit het hernieuwde christelijk-sociale denken zal een ander type overheid ontstaan. Niet wegkijkend of bemoeizuchtig, maar het bonum commune dienend vanuit subsidiariteit en levendige vormen van democratie.
Een organisatievorm die heel nauw verwant is aan het christelijk-sociaal denken is de coöperatie. Veel bestaande coöperaties zijn zo groot geworden dat ze niet meer als zodanig herkenbaar zijn. Wij zien dat vooral in de financiële wereld en in de verzekeringssector. Wanneer een coöperatie zo verwaterd is dat ze eigenlijk alleen nog in naam herkenbaar is, zal ze keuzes moeten maken. Vanuit het christelijk-sociaal gedachtegoed ligt het voor de hand om terug te keren naar de roots. Solidariteit en subsidiariteit kunnen binnen de klassieke coöperatie optimaal gestalte krijgen. Het omarmen van deze beginselen is evenwel niet alleen een ideologische keuze. Zij dragen ook bij tot het behalen van betere resultaten, zeker op langere termijn. De klassieke coöperatieve vereniging wordt steeds meer ontdekt door mensen die op lokaal niveau initiatieven willen omzetten in een duurzaam commitment. Het gevoel van mede-eigenaarschap is belangrijk voor de continuïteit van een organisatie. Het zou vreemd zijn als het oude maatschappelijk middenveld de coöperatieve gedachte achter zich laat, terwijl trendsetters van nu de coöperatie opnieuw ontdekken.
Het organiseren van kleinschaligheid, menselijke maat en gedeeld verantwoordelijkheidsbesef zal voor alle bestaande organisaties een uitdaging zijn. Dat kan ook op andere manieren dan met een coöperatie. ‘Klein binnen groot’ wordt kenmerkend voor organisaties die kiezen voor herkenbaarheid en verbinding met de doelgroep.
Het ontstaan van nieuwe bezielde verbanden
Bestaande christelijk-sociale organisaties staan voor een keuze. De eerste optie is bescheiden, onzichtbaar en onhoorbaar blijven. Elke organisatie doet haar eigen ding en haalt af en toe inspiratie op bij een mooi congres; het is schuilen bij elkaar, zolang het kan.
De tweede mogelijkheid is de actieve deelname aan netwerken. Niet alleen met brancheorganisaties, maar vooral met verbanden op lokaal niveau kunnen krachtige ketens worden gevormd. Stadswijken en dorpen zijn de plaatsen waar presentie getoond kan worden. Er zullen connecties ontstaan met bezielde verbanden die niet in de christelijk-sociale traditie staan. De christelijk-sociale organisaties kunnen zelfs trekkers zijn van coalitions of the willing. Zij tonen visie, overtuigingskracht en leiderschap. Zij handelen concreet en lokaal, maar zijn tegelijkertijd verbonden met ‘bovenliggende’ netwerken op lokaal, Europees en globaal niveau. Maar vooral zoeken zij verbinding met de achterban. Die wil zich (mede-)eigenaar voelen.
Nu al zijn er netwerkachtige organisaties actief van gelijkgestemden die hun verantwoordelijkheid willen nemen. Vaak worden deze groepen ondersteund vanuit sociale netwerken. Veel buurt- en wijkgericht vrijwilligerswerk werkt zo. Op veel plaatsen zijn voedselbanken actief. Ook de opvang van vluchtelingen, de ondersteuning van immigranten en het aanpakken van laaggeletterdheid zijn voorbeelden van nieuwe vormen van maatschappelijk initiatief.
Op het gebied van natuur en milieu bestaan al jaren groepen die zich actief inzetten om de aarde leefbaar te houden. Met deze mensen zal vanuit de christelijk-sociale organisaties in de toekomst een nauwer contact ontstaan. Dat contact zal gemakkelijker verlopen als duidelijk wordt gevoeld dat de christelijk-sociale beweging niet exclusief voor en van christenen is. Het gaat immers niet om het uitdragen van identiteit als doel. Het gaat om het gezamenlijk willen dragen van verantwoordelijkheid, om het willen delen van een cultuur van hoop en perspectief.
Het gebruik van apps en internet zal niet alleen een bijdrage kunnen leveren aan lokale sociale netwerken; gelijkgestemden hoeven niet meer naast elkaar te wonen om tot actie te komen. Internet en sociale media zullen lokale fysieke netwerken niet kunnen vervangen, maar het feit dat mensen die iets willen delen relatief gemakkelijk met elkaar in contact kunnen komen, zal aan de christelijk-sociale beweging een impuls geven. Er zullen initiatieven ontstaan die deels concurrerend zullen zijn voor traditionele organisaties. In de omroepwereld zijn daar al voorbeelden van te zien.
Ook bijvoorbeeld binnen de zorg en het onderwijs kunnen nieuwe organisatiepatronen ontstaan die haaks staan op de instituties zoals wij die kennen. Als organisaties meer de nadruk gaan leggen op functionaliteit dan op identiteit, ontstaat er een vacuüm dat vanaf de basis opnieuw ingevuld kan worden. Er gaan waarschijnlijk binnen en tussen neutrale organisaties levensbeschouwelijke netwerken van medewerkers en gebruikers ontstaan die nauwe verwantschap hebben met de christelijk-sociale traditie. Het zou niet verstandig zijn als er vanuit een hernieuwde christelijk-sociale beweging geen oog voor deze ontwikkelingen zou zijn. Sterker nog, het is goed voor te stellen dat vanuit de platforms binnen de christelijk-sociale beweging het ontstaan van christelijk-sociale netwerken binnen algemene instellingen juist wordt gestimuleerd. Het nieuwe christelijk-sociale middenveld zou weleens hoofdzakelijk bepaald kunnen gaan worden door dit soort horizontale netwerken tussen neutrale organisaties.
Identiteit
De identiteit van een organisatie is iets anders dan het naambordje naast de voordeur. Dat een organisatie zichzelf nadrukkelijk afficheert met de term ‘christelijk’ of ‘katholiek’ of ‘bijzonder’, zegt nog niet dat deze organisatie in haar dagelijks werk ook de bijbehorende waarden hanteert. Omgekeerd kan een instelling die zich naar buiten toe neutraal lijkt op te stellen, in woord en daad getuigen van een christelijk humanisme.
De ware identiteit van een organisatie valt af te leiden uit haar narratief. Een stabiele en duurzame organisatie heeft een verhaal. Zij komt ergens vandaan. Zij staat ergens en vanuit het spoor van haar traditie ontwikkelt zij een zelfbewust vertrouwen in de toekomst.
Organisaties die zijn verbonden met de christelijk-sociale beweging hebben een cultuur van hoop en perspectief. Dat maakt hen onderscheidend. Tegelijkertijd zijn ze niet exclusief of uitsluitend; er is altijd bereidheid tot dialoog en het elkaar willen verstaan. Daarmee zijn ze ook dragers van consensus en democratie.
Besluit
Het voorgaande is samen te vatten in de volgende stellingen en aanbevelingen:
- Christelijk-sociale organisaties maken deel uit van een wereldwijde beweging die op lokaal niveau actief en zichtbaar is. De verbondenheid met gelijkgestemden in lokale netwerken zal de christelijk-sociale beweging vitaal houden en blijven voeden. Gelijkgestemden worden met name ook buiten de eigen kring gezocht en gevonden. Er worden coalities gevormd van mensen-van-goede-wil.
- Christelijk-sociale organisaties stellen zich open en dus niet exclusief op. Maar zij hebben wel een eigen verhaal. Staande in de traditie vinden zij het spoor naar de toekomst. Voor het levend houden van het verhaal ontwikkelen zij een ‘strategisch narratief’. Identiteit is geen naamplaatje, maar een werkwoord.
- Binnen de christelijk-sociale beweging gaan nieuwe vormen van bezielde verbanden ontstaan. Dat kunnen spontane initiatieven zijn in stadswijken en dorpen, maar ook horizontale netwerken tussen bestaande (neutrale) organisaties. De klassieke coöperatie zal een wedergeboorte meemaken in stadswijken en dorpskernen.
- Het vernieuwde christelijk-sociale middenveld zal onafhankelijk moeten blijven staan ten opzichte van de kerk en de politiek. Maar dat betekent niet dat kerk en politiek geen rol hebben. Zij zullen met name in de stadswijken hun oor te luisteren moeten leggen, op plaatsen waar de sociale urgentie het meest prangend is.
- Wereldwijd lijkt er brede consensus te groeien over wat de echte sociale kwestie in deze tijd is; de laatste encycliek is goed ontvangen. Het gaat om ‘heelheid van de mens’ en ‘heelheid van de schepping’.
- Het subsidiariteitsbeginsel is niet alleen essentieel voor het christelijk-sociale denken. Het is nodig als bestuurlijk ordeningsprincipe om bureaucratie te weren en ruimte te geven voor de menselijke maat.
- Het is goed als het CDA het jubileumjaar aangrijpt om een open discussie te voeren over de betekenis van een vernieuwde christelijk-sociale beweging voor de christendemocratie.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.