Ter introductie
Samenvatting
WE ZIJN GEZONDER DAN OOIT, WELVARENDER DAN OOIT, VEILIGER DAN OOIT, en toch zijn we angstig. We leven in een culture offear (Frank Furedi): we zijn bang om ontslagen te worden, bang voor terrorisme, voor epidemieën, voor gluten.
De angst is een karaktertrek van het hedendaagse, moderne leven in het Westen geworden. In Kaapstad, een van de gevaarlijkste steden van de wereld, komt de posttraumatische stressstoornis (PTSS) niet voor. In Nederland daarentegen heeft iets meer dan tien procent van de bevolking een posttraumatische stressstoornis gehad. Anders gezegd: zeker een half miljoen Nederlanders hebben ooit met PTSS te kampen gehad. Een ander voorbeeld is burn-out. Meer dan tien procent van de Nederlandse beroepsbevolking vertoont burn-outklachten. Het aantal jongere werknemers (tussen 25 en 35 jaar) met psychische klachten is de laatste jaren zelfs fors gestegen, anders dan in andere, niet-westerse landen.
Niet alleen beheerst angst individuele mensen, in de samenleving speelt angst ook een grote rol. De maatschappij lijkt zelfs grotendeels te zijn georganiseerd rond de angst. Neem alleen al het integratiedebat en de financieeleconomische crisis. Angst voor vreemdelingen of het verlies van spaartegoeden kan ontwrichtende maatschappelijke gevolgen hebben. Redelijke argumenten hebben dan geen enkele zeggingskracht meer; dat is het angstaanjagende ervan.
***
Wat zijn oorzaken van deze angst? Wat is de rol van de politiek wat betreft angst? Heeft ze een dempende werking of is ze juist een aanjager van angst? In een wereld vol potentiële ziekten, vijanden en vreemden is angst in elk geval een belangrijke politieke kracht geworden. Hoe kunnen we een politiek van hoop voeren, een politiek die niet voorbijgaat aan de angst, maar die de angst op een vruchtbare wijze weet te integreren in het leven? Over die vragen gaat dit CDV-lentenummer met als titel Biopolitiek: in de greep van angst.
Deze bundel kan worden gezien als een vervolg op twee eerdere CDV-nummers over biopolitiek, namelijk Biopolitiek: de beheersing van leven en dood (lente 2014) en Biopolitiek: de macht van Big Data (herfst 2014). De term ‘biopolitiek’ is gemunt door de Franse filosoof Michel Foucault. Biopolitiek betekende het besturen van mensen door ze op grond van biologische of lichamelijke kenmerken in te delen. Volgens Foucault is dat een typische eigenschap van de moderne, naoorlogse, westerse samenleving. Via rationele besturingspraktijken is het menselijk leven zelf – de gezondheid, hygiëne, het geboortecijfer, de levensverwachting, ons DNA – onder een voortdurende controle komen te staan. De omgang met angst is een nieuwe illustratie van biopolitiek.
Dit CDV-nummer valt in drie delen uiteen. In het eerste deel, ‘Angst in perspectief’, plaatsen we angst op afstand, juist om er beter zicht op te krijgen. Gerrit Glas gaat in op de oorzaken en de cultureel-maatschappelijke ontwikkelingen van angst. We hebben, stelt hij, de gevaren van ziekte, verlies van dierbaren, oorlog en andere bedreigingen weliswaar weten te verminderen, maar daarvoor in de plaats is door allerlei sociaal-maatschappelijke veranderingen een minder concrete, diffuse bestaansangst gekomen. De grootste gemene deler van deze diffuse angst is onverbondenheid. Marius van Leeuwen onderscheidt aan de hand van het werk van de Franse filosoof Paul Ricœur verschillende niveaus van angst en gaat in op de relatie tussen het verdwijnen van ‘hel en hemel’ en de angst. Achter de angst schuilt verlangen, zo laat hij zien. Bram Mellink schrijft over de overheidsgestuurde emancipatie van het individu. Sinds de regering-Den Uyl heeft de overheid een emancipatiepolitiek gevoerd die, paradoxaal genoeg, weinig ruimte liet voor individualiteit en diversiteit. Eenvormigheid is de norm, gevoed door een sterke angst dat de culturele normen in gevaar komen.
Angst als zodanig hoeft nog niet zozeer een probleem te zijn; het probleem is veeleer de manier waarop we ermee omgaan. In het tweede deel, ‘Verschijningsvormen van angst’, thematiseren we hoe politiek en wetenschap eerder aanjagers zijn van de angst dan dat ze erin slagen mensen te helpen te aanvaarden dat het leven altijd een tekort in zich draagt. Paul Verhaeghe laat zien hoezeer de politieke orde in het teken staat van markt en strijd en hoezeer de nadruk ligt op de selfmade men. Bart van Klink gaat in op de dominantie van het vijanddenken en de angst voor het vreemde: we creëren onze eigen Angstgegner en maken die, juist door onze angst, nog groter en gevaarlijker. Trudy Dehue stelt dat we in de greep van ‘leefstijl- en gezondheidspolitiek’ zijn gekomen. Deze leefstijlpolitiek ziet de preventie van afwijkingen als een individuele keuze. Daarmee zijn we volgens Malou van Hintum allemaal ‘een potentiële ziekte geworden’. De leefstijlpolitiek helpt ons niet veel verder; ze voedt vooral onze angst voor ziekte en dood.
***
Wat zijn wel goede manieren om met angst om te gaan, en waarin schuilt de ruimte voor een vertrouwenwekkende politiek van de hoop? Makkelijke recepten zijn er niet. Toch kunnen we op basis van het derde deel van deze CDV, ‘Naar een politiek van hoop’, een aantal uitdagingen formuleren. Het begint allereerst met de erkenning dat de mens per definitie een tekort kent. Door de eenzijdige nadruk op de eigen verantwoordelijkheid en de selfmade man wordt de illusie gevoed dat eenieder vooral zichzelf kan en moet redden. Een van de cruciale kenmerken van de menselijke conditie is echter dat niemand zichzelf kan redden en dat eenieder behoefte heeft aan worteling, aan vormen van verbondenheid. Vanuit dat inzicht schieten mensen niet tekort, maar zijn ze goed genoeg zoals ze zijn, en kunnen ze elkaar in hun verscheidenheid aanvullen.
In de tweede plaats: als angst in deze tijd vooral een uiting is van onverbondenheid met elkaar, dan is het de opdracht om te zoeken naar creatieve en nieuwe vormen van verbondenheid. Frank Petter laat in het derde deel zien welke potentie het christelijke begrip ‘borg-staan’, het zich belangeloos inzetten voor anderen, in deze tijd heeft. In concreto is het voor de politiek van belang om te investeren in vormen die deze verbondenheid tot uitdrukking brengen. Denk aan de ondersteuning van mantelzorgers, denk aan een noodzakelijke correctie van de overmatige nadruk op flexibele dienstverbanden, denk aan de inzet van de zondag als arbeidsrustdag, als een ankerpunt tegenover de voortdurende onrust van de 24 uurseconomie.
Een derde uitdaging is om het creatieve en vernieuwende potentieel van mensen te verbeelden en daarmee daadwerkelijk serieus te nemen, en zo een alternatief te bieden voor de overmatige regelzucht en de disciplineringsdwang. Erik Borgman wijst erop dat onze overheid en onze politiek leden van de samenleving behandelt als middelen, als objecten of instrumenten. Zo’n benadering houdt ten onrechte geen rekening met de fundamentele gedachte dat mensen gezegend zijn met creativiteit en verantwoordelijkheidsbesef, en dat ze medescheppers van deze wereld zijn. In een prestatiemaatschappij kan het geen kwaad om het belang van de notie ‘ieder mens telt’ te onderstrepen. Het idee dat ieder mens telt en dat niemand mag worden uitgesloten, klinkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet. Het opent een radicaal perspectief: het betekent dat een samenleving waarin voor bepaalde mensen of groepen geen plek is, incompleet en onvolmaakt is.
Met deze uitdagingen verschijnt ons tekort niet als probleem, maar als mogelijkheid om gezamenlijk naar creatieve oplossingen te zoeken. Dan hoeft Nederland niet in het teken van angst, van een krampachtige beheersingsdrang te staan. Dat zou pas echt hoop geven.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.