De angstaanjagende blik van het tekort
Samenvatting
In het persoonlijke, organisatorische en politieke leven ligt de nadruk sterk op het tekort, op het falen, op dat wat niet gelukt is en voorkomen had moeten worden. Zo’n blik van het ‘tekort’ jaagt onnodig veel angst aan. Wat een bron van samenwerking, variëteit, creativiteit had kunnen zijn, werpt mensen verder op zichzelf terug. Nieuwe vertrouwenwekkende vormen van verbondenheid en erkenning om goed te kunnen samenleven zijn nodig.
WE LEVEN IN EEN SAMENLEVING WAARIN ANGST NIET ALLEEN LATENT, maar ook prominent aanwezig is. Angst voor terrorisme, angst voor het vreemde, angst voor suikers, voor koolhydraten, angst voor ebola, angst om ontslagen te worden. Angsten buiten onszelf, maar ook binnen in ons spelen ons parten. Talrijke onderzoeken naar de psychische gezondheid van de bevolking laten zien dat angst een manifest verschijnsel is. Een flink aantal mensen, zo rond de twintig procent, heeft of krijgt in zijn leven te maken met angststoornissen.1 Meer dan tien procent van de beroepsbevolking vertoont burn-outklachten.2 Uit recent onderzoek blijkt dat het ziekteverzuim en de gemiddelde verzuimduur de laatste jaren alleen maar groeit. En, opvallend, steeds vaker blijken het met name de jonge werknemers te zijn die thuiszitten met stress en burn-outklachten. Tussen 2000 en 2010 kwamen deze klachten vooral voor bij mensen tussen de 35 en 44 jaar, maar sinds een aantal jaren zit de piek vooral bij de 25- tot 34-jarigen. Daarmee verschuift psychisch verzuim naar een jongere leeftijdscategorie. De oorzaak: de flexibilisering van de arbeidsmarkt, zo stellen de onderzoekers.3 Met name jonge werknemers hebben in het begin van hun carrière te maken met een serie tijdelijke banen, en dat is een bron van stress. Niet alleen jongeren, maar ook veel ouderen zijn psychisch kwetsbaar. Meer dan twintig procent van de ouderen voelt zich vaak somber, en veertien tot zeventien procent van de ouderen ervaart angst en nervositeit als overheersend levensgevoel.4
Daarmee kunnen we aannemen dat angst een inherent onderdeel is van het hedendaagse moderne leven. Dat maakt het zinvol om angst en gevoelens van angst eens dieper door te lichten. Ze dienen gezien de omvang en de implicaties als een serieus maatschappelijk en politiek fenomeen te worden beschouwd.5 Wat zegt ons het gegeven dat zoveel mensen angst en stress kennen? Zijn er maatschappelijke patronen aan te wijzen die maken dat we tegenwoordig angstiger zijn dan decennia terug het geval was? Hebben we te maken met existentiële angst die beter voelbaar wordt naarmate andere, materiële behoeften minder aandacht vragen? Op welke niveaus werkt angst door, en hoe?6 En wat is de rol van de politiek? Werkt ze als een katalysator, of helpt ze ons onze angstgevoelens te dempen door werkelijk of vermeend houvast te bieden? Kan en mag van de politiek gevraagd worden te zoeken naar begaanbare uitwegen uit de angst? En hoe zou dat vorm kunnen krijgen? Kan een politiek van hoop de angst overstijgen? Dat zijn de vragen die in dit CDV-nummer centraal staan.
Aangst als uiting van onverbondenheid
We hebben het met z’n allen nog nooit zo goed gehad en de Nederlandse bevolking is in hoge mate gelukkig, maar er is ook die andere kant: we voelen ons angstig, en we vinden in toenemende mate dat we tekortschieten. Waar ligt dat aan? Hebben we te veel of misschien te weinig aan ons hoofd? Paradoxaal genoeg zijn misschien beide aannames waar. Uit onderzoek blijkt dat onder werklozen het percentage angststoornissen significant hoger is dan onder werkenden. Het is voor de psychische gesteldheid niet goed om te weinig omhanden te hebben en buiten een zingevend verband te staan. Maar overdruk is er ook. In onze maatschappij is het hollen of stilstaan. Wie werkt, is al snel overbelast met (opleidings- en prestatie-) eisen en bijkomende zorgtaken; wie thuiszit (ouderen, werklozen), raakt makkelijker dan anderen in de greep van uitzichtloosheid en zinloosheid.
Als oorzaken van allerlei angstgevoelens worden dikwijls de angst om te falen, de angst om de controle te verliezen en een hoge prestatiedruk aangewezen. Er is, zo concluderen we op basis van de stukken in deze CDV, zonder meer sprake van wat we ‘identiteitsangst’ zouden kunnen noemen: de angst om buiten de boot te vallen, op allerlei manieren; de angst om niet (meer) te voldoen. ‘Ik ben niet goed genoeg’ is daarbij de overheersende emotie. Het is niet voor niets dat boeken met titels als De moed van imperfectie en De kracht van kwetsbaarheid (beide van de hand van Brené Brown) gretig aftrek vinden. In deze tijd waarin zelfbeschikking en eigen verantwoordelijkheid de centrale waarden zijn geworden en eindeloos zijn uitgerekt, is het moeilijk geworden een ‘lofzang der onvolmaaktheid’ aan te heffen,7 al zou zo’n lofzang nu nodiger zijn dan ooit.
Angst is van alle tijden, maar er zijn bepaalde typen sociale angsten die bij specifieke tijden horen.8 In deze tijd wordt sociale angst geproduceerd door de samenleving voor te stellen als een nulsomspel van atomistische, met elkaar botsende individuen die met elkaar concurreren, waarbij voordeel voor de een nadeel voor de ander betekent. De sociale angsten van jongeren om buiten de boot te vallen en van ouderen die zich maatschappelijk gesproken uitgerangeerd en eenzaam voelen, passen in dit beeld. Dat mensen in samenwerking en verbondenheid met elkaar vaak het best tot hun recht komen en ook economisch gezien het best kunnen floreren, en dat mensen in hun verscheidenheid elkaar uitstekend kunnen aanvullen, verdwijnt dan makkelijk uit het zicht.9
Angst als raadgever
Angst dient zich in onze tijd voornamelijk aan als probleem, als iets wat beheerst dient te worden. Lange tijd heerste de gedachte dat angst een uiting was van een innerlijk conflict en een uitnodiging was tot zelfonderzoek; angst was iets waar je ‘doorheen moest’. Tegenwoordig is angst vooral een ‘stoornis’, die als zodanig behandeling, beheersingsmaatregelen en allerlei vormen van monitoring behoeft. De angst wordt gemedicaliseerd10 en komt zo zelf centraal te staan. En wat centraal staat, heeft de neiging (uit zijn krachten) te groeien.
Toch is het belangrijk om te beseffen dat angst als zodanig niet verkeerd hoeft te zijn. Angst vervult evolutionair bezien immers een heel belangrijke waarde: het verschaft ons het signaal dat er gevaar is. De functie van angst is ons op gevaar en dreiging te wijzen, zodat wij ons daartegen kunnen teweerstellen. In die zin is angst een goede raadgever. In een gezonde manier van reageren wordt ongerichte angst omgezet in vrees en gerichte actie. Dat geldt voor individuen en voor collectieven. Daarmee wordt angst productief en beheersbaar gemaakt. Zonder antwoord op opdoemend gevaar is er een versterkt risico om door angst overspoeld te raken. Dat verklaart precies de intimiderende werking van terroristische aanslagen: die kunnen zich overal en te allen tijde voordoen. Ook al wijzen de statistieken uit dat de kans klein is, emotioneel wordt men collectief angstiger voor dit gevaar. Als samenleving zullen we de capaciteit moeten leren ontwikkelen om niet te overreageren, angst te beheersen en waar mogelijk de dreiging in realistische proporties te zien. Dat neemt niet weg dat ieder mens zal moeten leren om zich te bewegen in een wereld waar leeuwen en beren zich schuilhouden in de holen en de gaten. Wie weigert om de kwetsbaarheid en onvolkomenheid van het mens-zijn te aanvaarden, komt in de verleiding zich uit te leveren aan leiders die precies de omgekeerde weg bewandelen: proportionele dreiging werken zij op tot generieke angst, bijvoorbeeld door in te grote categorieën te spreken (asielzoekers, moslims, allochtonen). Wie daarin meegetrokken wordt, staat voor de keus: angstiger worden of kiezen voor drastische en draconische antwoorden die overtrokken zijn: ‘Alle grenzen sluiten’, ‘Minder Marokkanen.’ Vamik Volkan wijst erop dat dit het dehumaniseren van anderen in de hand werkt. Anderen verworden tot een bedreiging voor onze veiligheid en identiteit. Zo breken destructieve conflicten uit tussen groepen. Volgens Volkan grijpt dit terug op patronen van reageren die al in de vroege kindertijd ontspringen: angst voor vreemden, toevlucht zoeken bij bekenden. Echte vijanden en gevaren moeten worden bestreden, maar tegelijkertijd moet voorkomen worden dat we de wereld onterecht opsplitsen in goeden (wijzelf) en kwaden (de anderen).11 Het leren omgaan met, tolereren van en appreciëren van verschillen moet dan ook al vroeg beginnen.
Problematische sturing vanuit politiek en wetenschap
Angst als zodanig hoeft dus nog geen probleem te zijn; het probleem is eerder hoe we ermee omgaan. De hedendaagse benadering van angst laat een toenemend onvermogen zien om met onze kwetsbaarheid, met onze vrijheid, met de variëteit aan mogelijkheden van goed en kwaad in onze maatschappij om te gaan. De problematische sturing is te zien vanuit zowel de politieke orde als de wetenschap. Volgens Paul Verhaeghe zijn we onderdeel geworden van een neoliberale politieke orde waarin we geheel zelf verantwoordelijk worden geacht voor onze zelfontplooiing en waarin zelfs onze identiteit een onderwerp van flexibele keuze is geworden. Het economische discours domineert in deze politieke orde: alles is competitie geworden, mensen worden producten, en het belangrijkste criterium is winst, geld. Alles wat we doen moet iets opbrengen; dat is de boodschap.12 Deze politiek staat in feite in het frame van de wereld als toneel van markt en strijd. Met dit competitieve wereldbeeld blijven we in de greep van angst.
Trudy Dehue constateert in feite hetzelfde. Zij wijst met name op de rol van de wetenschap. In wetenschappelijke kennis zijn allerlei maatschappelijke waarden verwerkt die via de geproduceerde data en technologie de status van harde feiten krijgen. Zij veranderen de wijze waarop we over onszelf denken en met elkaar omgaan. Als voorbeeld noemt ze een stoornis als ADHD: die is niet ontdekt, maar gedefinieerd. Zo’n diagnose vertegenwoordigt volgens haar het besluit ‘dat bepaalde eigenschappen ten eerste ongewenst zijn en ten tweede het best door de geneeskunde kunnen worden bestreden’.13 Op die manier maakt de wetenschap de werkelijkheid meer dan dat ze deze ontdekt.
Onze huidige sturingsmodellen en prestatiegerichte mensbeelden lijken kortom eerder aanjagers van ongezonde angst, onzekerheid en ziekte te zijn dan dat ze erin slagen mensen te helpen aanvaarden dat het leven – anders dan wij denken en hopen – zich lang niet altijd voltrekt conform de ideale blauwdruk. In die context krijgen afwijkingen dan ook een negatief imago. De gedachte leeft dat je afwijkingen had kunnen en dus ook had moeten voorkomen.14 Bovendien is er op die manier weinig ruimte voor individualiteit en diversiteit. Eenvormigheid is de norm, gevoed door een sterke angst dat de culturele normen van Nederland ernstig in gevaar komen.15
Toch kunnen juist de mensen die door hun ‘risicoprofiel’, door hun fysieke of geestelijke ‘afwijkingen’, of door hun sociaal-economische positie buiten de cirkel van de normaliteit staan, ons handreikingen bieden om op een verrassende manier met het leven om te gaan en vergezichten openen die we uit onszelf nooit hadden verkend, laat staan ontdekt. We moeten hen niet in het gareel dwingen, maar hen laten meedoen op hun eigen voorwaarden en op hun eigen manier. Dát zou normaal moeten zijn; en het zou ons allemaal minder bang maken om te leven.16
Naar een politiek van hoop
De vraag is: hoe kan een politiek van hoop worden gevoerd, één die niet voorbijgaat aan de angst, maar deze integreert in het leven zoals het zich voordoet? Makkelijke recepten voor omgaan met angsten en angstgevoelens bestaan er niet, zeker niet als er niet zozeer sprake is van een concreet gevaar, maar veeleer van een diffuse bestaansangst. Niettemin is een aantal richtingen aan te wijzen.
In de eerste plaats is het de opdracht om te investeren in creatieve en nieuwe vormen van verbondenheid met en toewijding aan elkaar. Door de nadruk op zelfredzaamheid, de illusie van de selfmade man en een gezonde levensstijl als ieders eigen verantwoordelijkheid, wordt de illusie gevoed dat eenieder vooral zichzelf zal moeten redden. Maar een van de cruciale kenmerken van de menselijke conditie is dat niemand zichzelf kan redden en dat eenieder behoefte heeft aan worteling, aan vormen van verbondenheid.17 We zijn vanaf het vroegste begin van het leven geweven in een netwerk van relaties. Het is dan ook van het grootste belang om onderlinge verbondenheid weer als basiskenmerk van menselijke solidariteit in zicht te krijgen. In verbondenheid met elkaar en in cocreatie wordt het menselijk tekort ook weer een bron van creativiteit, in plaats van een probleem. De kwetsbaarheid van het bestaan, zo zei de onlangs overleden René Gude eens, is een bron van angst wanneer deze niet goed wordt verwerkt, maar ook een bron van broeder- en zusterschap; we kunnen elkaar op het spoor zetten en ondersteunen, en in de solidariteit licht een diepere dimensie op.
Juist nu het bindende traditionele perspectief van de hoop (het aloude christelijke eschaton) lijkt te zijn weggevallen, is het nodig nieuwe hoopvolle allianties zichtbaar te maken die laten zien hoe mensen in staat zijn stukje bij beetje in te spelen op het goede dat op hen afkomt.18 Ook in droevige situaties kunnen mensen verbinding en geluk ervaren. Het zichtbaar maken van dergelijke ervaringen biedt een correctie van het gemankeerde, gedetermineerde, platte wereldbeeld waarin de mens nu eenmaal zijn brein is, een homo economicus of de hobbesiaanse getinte wolf in schaapskleren, in plaats van een onbepaald sociaal wezen met groeimogelijkheden. Het zou ook een correctie kunnen zijn op de overmaat aan aandacht voor incidenten en zaken die fout gaan. Wij worden voortdurend bewust gemaakt van risico’s en gevaren en worden opgeroepen daar waakzamer van te worden en liefst met protocollen en verhoogde staat van paraatheid te antwoorden. Alsof we in een permanente noodtoestand zouden verkeren. Deze overdreven reacties bevestigen de onveiligheidsgevoelens alleen maar en roepen averechtse reacties op.19
Er zijn verschillende hoopvolle wegen die opnieuw de onderlinge verbondenheid in verscheidenheid en het belang van cocreativiteit en van verschil kunnen bevestigen, stimuleren en gestalte geven. Hierbij past een stevige inzet tegen de culturele normaliseringsdrang, die de individuele en religieuze vrijheid beperkt.20 Het is van groot belang om te blijven investeren in allerlei vormen van verbondenheid en onvoorwaardelijkheid, zoals families en mantelzorgers, zeker als ze onder druk staan. Op organisatorisch en bedrijfsmatig niveau is de overmatige nadruk op flexibele dienstverbanden aan een correctie toe. Een heruitvinding van vaste dienstverbanden, die meer stabiliteit bieden, is in dat kader op zijn plaats.21 Ook het stimuleren van bezitsvorming (in plaats van mensen aan het begin van hun leven op te zadelen met grote studieschulden en zware hypotheeklasten) en inzet op het behoud van de zondagsrust kunnen manieren zijn om te investeren in onvoorwaardelijke ankerpunten tegenover de voortdurende onrust van de 24 uurseconomie.
Ten tweede is er in moreel opzicht behoefte aan goede voorbeelden die laten zien hoe er anno 2015 geleefd kan worden. Verreweg de meesten van ons neigen er in het dagelijks leven toe zich aan te passen – aan een dubieuze regering, aan de dreiging met terreur, aan een bedrijfscultuur die op angst en intimidatie is gebaseerd, aan de nieuwste morele zekerheden. De verdediging van de democratische rechtsstaat en de open samenleving vraagt vandaag echter een nieuw soort burgermoed.22 En de goede voorbeelden daarvan kunnen ons de mogelijkheid van het goede weerspiegelen. Niet omdat we allemaal helden zijn, maar omdat, zoals verankerd is in het wezen van de hoop, iedereen in elke situatie iets ten goede kan doen.23 De toewijding aan het goede bloeit volop; in het vrijwilligerswerk, in de roeping die de vakman ervaart, in de roep van schoonmakers om ‘respect’, in de inzet voor het behoud van de natuur en de giften die burgers aan goede doelen geven. Deze voorbeelden symboliseren de kracht van de hoop tegen het cynisme in.24
Nodig is dan wel de moed om daadwerkelijk te blijven geloven in de kracht en creativiteit van mensen. De ultieme vorm van verbondenheid tegen vormen van overdreven identiteitsangst is misschien wel de moed om te geloven dat ieder mens telt. Dat mensen vanuit dat perspectief niet tekortschieten maar precies goed genoeg zijn, en elkaar in hun verscheidenheid aan talenten aanvullen.
In de derde plaats zal angst onder ogen gezien moeten worden en op zijn waarde moeten worden geschat. Een technocratische taal of de taal van de diagnose en de wetenschap kan al snel tekortschieten.25 Alle grote politieke leiders – van Abraham Lincoln tot de Nederlandse Abraham Kuyper, van Martin Luther King tot Mahatma Gandhi – verstonden de kunst om publieke emoties als angst, empathie en liefde te cultiveren.26 De morele verbeeldingskracht kan de mens boven zichzelf uit tillen. En elk beeld van de werkelijkheid waarin het streven naar iets beters ontbreekt, geeft het politieke leven een akelig en onprofijtelijk cynisch trekje. Toch is dat het gevaar. De angst om de greep te verliezen leidt, zo stelt Erik Borgman, tot een principiële ongerijmdheid in de wijze waarop wij over het bestuur van onze samenleving nadenken. De fundamentele misvatting is dat mensen als ‘object’ en ‘instrument’ van analyse en beleid worden voorgesteld, in plaats van als subjecten die naar het beeld van God geschapen zijn, als dragers van de scheppende kracht van de liefde. De uitdaging is dan ook om het creatieve en vernieuwende potentieel van mensen te verbeelden en daarmee daadwerkelijk serieus te nemen, en zo een alternatief te bieden voor de in regelzucht en disciplineringsdwang doodlopende sociaaldemocratie en het in de paradoxen van ongebreidelde vrijheid en gelijktijdige hang naar veiligheid vastlopende liberalisme.27
Vanuit dit perspectief verschijnt ons tekort niet als probleem, maar als het vermogen om gezamenlijk naar creatieve oplossingen te zoeken. Dan staat de wereld eerder in het teken van een overvloed aan mogelijkheden om ‘iets’ ten goede te kunnen doen, eerder in het teken van de hoop, dan in het teken van schaarste en angst.
Noten
- 1.Ron de Graaf, Margreet ten Have en Saskia van Dorsselaer, De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. NEMESIS-2: Opzet en eerste resultaten. Utrecht: Trimbos-instituut, 2010. Interessant is dat het Trimbos-instituut laat zien dat de psychische gezondheid het laatste decennium min of meer stabiel is gebleven. Er is geen significante toename van mensen met psychische aandoeningen. Wel wordt er een groter beroep gedaan op geestelijke gezondheidszorg dan voorheen (de jaren negentig).
- 2.Patricia van Echtelt (red.), Burn-out. Verbanden tussen emotionele uitputting, arbeidsmarktpositie en Het Nieuwe Werken. Den Haag: SCP, 2014.
- 3.www.arboned.nl/nieuwscentrum/persberichten-en-publicaties/verzuimdoor-stress-op-steeds-jongere-leeftijd/
- 4.Cretien van Campen (red.), Kwetsbare ouderen. Den Haag: SCP, 2011.
- 5.Van Echtelt 2014.
- 6.Angst is wetenschapstheoretisch een voorbeeld van een zogenoemd collective construct een overkoepelend concept. Het is een begrip dat van toepassing is op de verschillende niveaus van individu, paar, kleine groep, grote groep, organisatie en samenleving. Het kent op elk van deze niveaus een ogenschijnlijk soortgelijke manifestatie, maar de structuur en de functie kunnen op elk niveau heel anders zijn: een angstig individu, een angstige groep, een angstige organisatie, een angstige samenleving. Deze niveaus werken op elkaar in. De bijdragen in deze bundel verhelderen de angst op de verschillende niveaus, en dragen bouwstenen aan voor een beter begrip hiervan. Vgl. F.P. Morgeson en D.A. Hofmann, ‘The structure and function of collective constructs. Implications for multilevel research and theory development’, Academy of Management Review 24 (1999), nr. 2, pp. 249-265.
- 7.Ontleend aan: Gerbert van Loenen, Lof der onvolmaaktheid. Waarom zelfbeschikking niet genoeg is om goed te leven en te sterven. Utrecht: Ten Have, 2015.
- 8.Dat is ook de these van Paul Verhaeghe in navolging van Freud: elke tijd ‘produceert’ zijn eigen type angst en gevoelens van onbehagen. Zie zijn bijdrage in deze CDV-bundel.
- 9.Zie de bijdrage van Mathieu Weggeman in deze CDV-bundel.
- 10.Zie de bijdrage van Gerrit Glas in deze CDV-bundel.
- 11.Zie het intermezzo met Vamik Volkan in deze CDV-bundel.
- 12.Zie de bijdrage van Paul Verhaeghe in deze CDV-bundel.
- 13.Zie het interview met Trudy Dehue in deze CDV-bundel.
- 14.Zie het interview met Trudy Dehue in deze CDV-bundel.
- 15.Zie de bijdrage van Bram Mellink in deze CDV-bundel.
- 16.Zie de bijdrage van Malou van Hintum in deze CDV-bundel.
- 17.Denk ook aan de spot die Jezus ten deel viel aan het kruis: ‘Anderen heeft hij kunnen redden, maar zichzelf niet.’
- 18.Zie ook de bijdrage van Frank Petter in deze CDV-bundel.
- 19.Zie ook de bijdrage van Bart van Klink in deze CDV-bundel.
- 20.Zie de bijdrage van Bram Mellink in deze CDV-bundel.
- 21.Zie de bijdrage van Mathieu Weggeman in deze CDV-bundel.
- 22.Zie de bijdrage van Theo de Wit in deze CDV-bundel.
- 23.Zie de bijdrage van Marius van Leeuwen in deze CDV-bundel.
- 24.Zie meer voorbeelden in Gabriël van den Brink (red.), De Lage Landen en het hogere. De betekenis van geestelijke beginselen in het moderne bestaan. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2012.
- 25.Zie ook de bijdrage van Claartje Brons in deze CDV-bundel.
- 26.Martha Nussbaum, Politieke emoties. Waarom een rechtvaardige samenleving niet zonder liefde kan. Amsterdam: Ambo, p. 361.
- 27.Zie de bijdrage van Erik Borgman in deze CDV-bundel.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.