De soft power van Europa
Samenvatting
Tegenover de Europese soft power, de gestage uitbreiding van de NAVO en de Europese Unie kon Rusland slechts hard power zetten. Dat gebeurde tijdens de Oekraïnecrisis. Poetin maakt daarbij gebruik van de westerse machtsachteruitgang en het Europese postmodernisme, waardoor militaire macht als instrument voor machtspolitiek in belangrijke mate is afgezworen. Europa’s probleem wordt voorts versterkt door de toegenomen Amerikaanse afzijdigheid in de internationale politiek en de opkomst van China. Deze ontwikkelingen zetten andere typisch Europese voorkeuren onder druk, zoals de nadruk op effectief multilateralisme, de internationale rechtsorde en waarden als mensenrechten en democratie.
Europa’s aantrekkingskracht als soft power op Midden- en Oost- Europese landen werd door Rusland als machtspolitiek beschouwd, gericht op het voorkomen van een nieuwe Russische invloedssfeer.1 Zowel de aantrekkingskracht als de feitelijke resultaten van Europese soft power waren onmiskenbaar. Genoemde landen maakten, nadat ze lid van de Europese instituties werden, een enorme groeispurt door. De Baltische staten, onderdeel van de vroegere Sovjet-Unie, veranderden door de toegenomen welvaart onherkenbaar. Landen die buiten de Europese instituties bleven, zoals Oekraïne en Wit-Rusland, raakten sterk achter.
Die aantrekkingskracht van Europa is voor Rusland een regelrechte bedreiging en even gevaarlijk als de hard power van de NAVO. Europa’s soft power verhindert Moskou een eigen invloedssfeer te creëren binnen de grenzen van de voormalige Sovjet-Unie. Aanvankelijk heerste in de westerse wereld optimisme over de relatie met Rusland. Maar al tijdens de Duitse eenwording werd de basis gelegd voor de problemen die uiteindelijk tot de Oekraïnecrisis van 2014 leidden.
Ineenstorting van de Sovjet-Unie
Om te beginnen was de ondergang van de Sovjet-Unie voor de toenmalige leiders en grote delen van de bevolking een vernederende ervaring. Decennialang waren zij uitgegaan van de juistheid en onoverwinnelijkheid van de marxistische koers, die van het agrarische tsaristische Rusland een supermacht had gemaakt met een afschrikwekkend kernwapenarsenaal en een basis van zware industrie, die welvaart voor eenieder bracht.
Tegen het einde van de jaren tachtig van de vorige eeuw bleek hoe vermolmd de economie was en op hoe weinig draagvlak de leiding kon rekenen. De laatste secretaris-generaal van de Communistische Partij, Michael Gorbatsjov, startte in 1986 experimenten met openheid (glasnost) en hervorming (perestrojka). Deze brachten een diepe onvrede onder de bevolking aan het licht die verdiept werd door een economische crisis. Daardoor dreigde verlies aan welvaart en verloor de communistische leiding haar legitimiteit in de ogen van grote delen van de bevolking.
In 1990 kwam er een einde aan het Warschaupact, het door de Sovjet- Unie geleide militaire bondgenootschap. In 1991 stortte de Sovjet-Unie zelf in. De Sovjet-Unie brak uiteen in een rompstaat Rusland en nieuwe republieken, waaronder Estland, Letland, Litouwen, Wit-Rusland, Oekraïne en Georgië. De autonome Russische republiek Tsjetsjenië pakte de wapens op om onafhankelijk te worden, maar dit streven werd door Rusland in twee Tsjetsjeense oorlogen bruut neergeslagen. De jaren negentig waren voor het nieuwe Rusland chaotische jaren. Onder de regering-Jeltsin vond een coup plaats, werd geëxperimenteerd met democratie, maar zakte de economie verder weg en dreigde zelfs hyperinflatie. Entrepreneurs zagen desondanks hun kans en gingen in zaken, bouwden vooral in de energiesector imperiums op en vergaarden miljarden dollars. Grote delen van de bevolking waren alleen veel slechter af dan tijdens de Sovjet-Unie. In die situatie is het niet vreemd dat degene die welvaart en stabiliteit brengt en Rusland zijn zelfrespect teruggeeft, op brede steun van de bevolking kan rekenen. Bovendien noemde president Poetin de ondergang van de Sovjet- Unie ‘de grootste geopolitieke tragedie van de twintigste eeuw’.
Die tragedie werd in zijn ogen alleen maar groter toen het Westen van de zwakte van het nieuwe Rusland gebruikmaakte door in hoog tempo de Duitse eenheid, de uitbreiding van de NAVO en de Europese Unie erdoor te drukken en op eigen voorwaarden intervenieerde in de Golfregio, het voormalige Joegoslavië en later Afghanistan, Irak en Libië.
De uitbreiding van de NAVO
Rusland had tevergeefs getracht het herenigde Duitsland als neutrale staat buiten de NAVO te houden. Maar de Amerikanen deelden de Russische vrees niet dat een herenigd Duitsland een bedreiging zou gaan vormen. President George H.W. Bush maakte juist van het NAVO-lidmaatschap een randvoorwaarde voor de hereniging. Uiteindelijk was Gorbatsjov akkoord gegaan met de hereniging, op voorwaarde dat er geen NAVOtroepen en kernwapens op het grondgebied van de voormalige DDR zouden worden gestationeerd. In ruil zegde bondskanselier Kohl toe het aantal troepen te verminderen, geen massavernietigingswapens te zullen ontwikkelen en de Oder-Neisse als Duitslands oostelijke grens te accepteren. Over het toekomstige NAVO-lidmaatschap van landen van het voormalige Warschaupact zond het Westen verschillende signalen uit, maar het drukte het lidmaatschap van deze landen uiteindelijk toch door. Tijdens een bezoek aan Moskou in februari 1990 had de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken James Baker Gorbatsjov nog gerustgesteld met de woorden dat de NAVO niet ‘one inch eastward’ zou worden uitgebreid als Gorbatsjov zou toestaan dat het verenigde Duitsland onderdeel van de NAVO zou worden. Dergelijke toezeggingen kwamen ook van Genscher en Kohl. Deze toezeggingen zouden Gorbatsjov er mede toe hebben bewogen akkoord te gaan met de Duitse eenwording op 10 februari 1990. Interessant is dat Gorbatsjov in een soort vlucht naar voren speculeerde dat Rusland mogelijk zelf lid van de NAVO zou willen worden. Er was binnen het Amerikaanse kamp echter geen enkele reden om Rusland op te nemen in Europese instituties. President Bush reageerde hard op de suggestie dat dit mogelijk wel een optie was: ‘To hell with that. We prevailed, they didn’t. We can’t let the Soviets clutch victory from the jaws of defeat.’
De basis voor de uitbreiding van de NAVO werd in juli 1990 gelegd toen de NAVO tijdens de top van Londen de ‘hand of friendship’ naar de voormalige tegenstanders uitstak en besloot tot samenwerking met de landen van het ontbindende Warschaupact. Alle voormalige Warschaupactlanden, de Baltische staten en voormalige Sovjetrepublieken als Kazachstan, Oekraïne en Rusland werden lid van verschillende samenwerkingsvormen. Daarmee wist de NAVO al spoedig na de Europese Revolutie van 1989 relaties met de voormalige vijand te institutionaliseren en de basis te leggen voor opname in het westerse kamp van althans een deel van deze landen.
In maart 1999 werd besloten tot een eerste uitbreidingsronde van de NAVO met Polen, Tsjechië en Hongarije. De Russische minister van Buitenlandse Zaken Igor Ivanov verklaarde in februari 1999 nog dat als de NAVO door zou gaan met de uitbreiding en als de Baltische staten ook zouden toetreden, Rusland genoodzaakt zou zijn ten behoeve van zijn veiligheid maatregelen te nemen. Tijdens de veiligheidsconferentie van München in 1999 herhaalde de Russische plaatsvervangend minister van Buitenlandse Zaken Yevgeny Gusarov het bekende Russische standpunt dat door het lidmaatschap van deze voormalige delen van de USSR een ‘rode lijn’ zou worden overschreden. Vandaar dat de toelating van Estland, Letland, Litouwen, Slowakije, Slovenië, Roemenië en Bulgarije in maart 2004 als een uiterst pijnlijke nederlaag voor Rusland werd gezien.
De Amerikaanse minister van Defensie William Cohen en minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright wuifden alle Russische bezwaren weg door te wijzen op het ‘opendeurbeleid’ en het feit dat de NAVO geen geografische beperkingen heeft. De verwijzing naar ‘geografie’ duidde erop dat de NAVO niet toestond dat Rusland nieuwe invloed zou claimen in landen die tot zijn voormalige invloedssfeer behoorden. In april 2009 vond de voorlopig laatste uitbreidingsronde plaats, met Kroatië en Albanië. Vanuit het Westen geredeneerd was deze ontwikkeling logisch. Het sloot aan bij het idee van Immanuel Kant dat zo een steeds groter wordende zone van stabiliteit en vrede zou ontstaan, en voor conservatieven was dit een methode om een toekomstig agressief Rusland in te dammen. Bovendien was er de algemene opvatting dat landen vrij moeten zijn in hun keuze om wel of niet lid van de westerse instituties te worden. Het Russische perspectief was uiteraard heel anders. Politiek-psychologisch is het begrijpelijk dat na de pijnlijke ondergang van de Sovjet-Unie de opname van voormalige Warschaupactlanden in het kamp van de voormalige vijand een affront was. Verzet tegen de uitbreiding van de NAVO zorgde voor een consensus onder de politieke stromingen binnen Rusland en was aanzet tot het besef van een van het Westen afwijkende nationale identiteit. Voor Rusland speelde tevens dat het, ondanks het bestaan van een NAVO-Ruslandraad, geen echte invloed op het bondgenootschap had, terwijl het de centrale speler in het Midden- en Oost-Europese veiligheidsbeleid was.
Poetins restauratiepolitiek
Het groeiende antiwesterse ressentiment bracht in 1999, in de nadagen van president Jeltsin, premier Poetin aan de macht. Hij dwong in eigen land respect af door de wijze waarop hij de Tsjetsjeense opstandelingen versloeg. Voor het Westen kenmerkte het Russische optreden zich echter vooral door ongemene wreedheid. Duidelijk werd intussen wel dat Poetin bereid was alle oorlogsconventies terzijde te schuiven als dat zijn doel diende, en ver af stond van het Westen in het denken over de toepassing van geweld.
Al onder Jeltsin was het herstel van de luister van de oude Sovjet-Unie een belangrijk doel geworden. In 1992 werd de officieuze Karakanovdoctrine geformuleerd. Karakanov, politicoloog en adviseur van Jeltsin en later van Poetin, stelde openlijk de vraag of Rusland als rompstaat zou kunnen overleven. Hij voorzag grote instabiliteit langs de grenzen en vond dat er gestreefd moest worden naar een integratie van de oude Sovjet-Unie in confederale structuren, waarbij de bescherming van Russischtaligen of etnische Russen in de voormalige Sovjetrepublieken een belangrijk uitgangspunt was. Hij zag dit als onderdeel van een politiek om de mensenrechten en de bescherming van minderheden in landen die vroeger tot de Sovjet-Unie behoorden, te bevorderen.
Als etnische Russen toch bedreigd worden, dan mocht volgens Karakanov de krijgsmacht worden ingezet. Dat kon volgens Karakanov alleen als Rusland daartoe een zekere mate van legitimiteit bezat. De NAVO en de Europese Unie enerzijds en Rusland anderzijds zouden dat recht hebben binnen hun respectievelijke invloedssferen. Die Russische invloedssfeer bestond uit het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (gos), een verband van voormalige Sovjetstaten, dat in december 1991 in de plaats van de Sovjet-Unie kwam. De Baltische staten traden niet toe. Georgië trad in 1993 toe, maar Turkmenistan trad in 2005 uit en werd geassocieerd lid. In oktober 2002 tekenden de presidenten van Armenië, Kazachstan, Kirgizië, Rusland, Tadzjikistan en Wit-Rusland een verdrag in Tasjkent, waarbij de Collectieve Veiligheidsverdragorganisatie werd opgericht. Doel van de organisatie was de collectieve verdediging tegen agressie van buiten. In 1994 opperde de president van Kazachstan, Noersoeltan Nazarbajev, het idee van vergaande economische en politieke integratie naar voorbeeld van de Europese Unie. Dit idee werd door Poetin opgepakt en uitgewerkt.
Het idee van afgebakende invloedssferen, binding van de voormalige Sovjetrepublieken aan het moederland en bescherming van etnische Russen of Russischtaligen buiten Rusland zelf is dus een constante in de Russische buitenlandse politiek sinds het einde van de Koude Oorlog. Bescherming van deze groepen had al geleid tot Russische de-factoannexaties van Transnistrië (1992), Abchazië en Zuid-Ossetië (2008). Deze twee laatste waren het directe gevolg van een oorlog die Georgië begon om de feitelijke onafhankelijkheid van Zuid-Ossetië van Georgië ongedaan te maken. Het kwam daarbij in conflict met Rusland en verloor. Het harde optreden van Rusland had tevens te maken met de positieve vooruitzichten van Georgië en Oekraïne op NAVO-lidmaatschap. President George W. Bush was daarvan een groot voorstander. De Russische reactie liet zich raden. Alexander Grushko, de Russische onderminister van Buitenlandse Zaken, waarschuwde dat het lidmaatschap van de NAVO van Georgië en Oekraïne ‘een enorme strategische vergissing’ zou zijn, met grote gevolgen voor de veiligheid in heel Europa. Rusland maakte met de annexaties bovendien duidelijk dat men het recht had te interveniëren in landen die vroeger deel uitmaakten van de Sovjet-Unie. Maar ook speelt een rol dat Rusland van oudsher een typische imperiale mogendheid is die door middel van gebiedsuitbreiding haar macht wil laten blijken.
De gedachte dat er historische claims zijn op de voormalige Sovjetgebieden blijkt ook uit Russische beleidsdocumenten. Een recent voorbeeld is de Militaire Doctrine van 2010. De Russische Buitenlandbeleid Doctrine, die in conceptvorm in 2013 verscheen, grijpt zelfs rechtstreeks terug op het gedachtegoed van Karakanov door als doelstelling van het beleid te noemen de ‘allesomvattende bescherming van de rechten en belangen van Russische burgers en kameraden die in het buitenland verblijven en het bevorderen van Ruslands benadering van de mensenrechten’. Dit streven is, zoals gezegd, in de ogen van Poetin door het Westen gefrustreerd.
Het is niet verbazingwekkend dat de doctrine veel nadruk legt op de verdere ontwikkeling van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten, de Collectieve Veiligheidsverdragorganisatie en de Euraziatische Unie. Door middel van deze initiatieven moet een ‘effectieve koppeling’ ontstaan tussen Europa en Azië. Op 18 november 2011 hadden de presidenten van Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan overigens al een overeenkomst gesloten om per 1 januari 2012 tot een Euraziatische economische ruimte te komen en tot een Euraziatische Unie in 2015. Zonder het met zoveel woorden te zeggen, was het doel van deze samenwerkingsvormen een blok onder Russische leiding. Tijdens een vredesconferentie in Minsk, eind augustus 2014, liet Poetin doorschemeren hoe belangrijk het lidmaatschap van Oekraïne voor het bereiken van dit doel was. Zonder de vijfenveertig miljoen Oekraïners zou de Euraziatische Unie zich niet tot tegenhanger van de Europese Unie kunnen ontwikkelen.
Een ander doel van de samenwerking was steun aan Russische kameraden in de lidstaten van het gemenebest. Die Russischtaligen zouden verdragen eisen waarin hun rechten op het gebied van onderwijs, taal en arbeid alsmede hun mensenrechten werden vastgelegd. Precies deze argumenten gebruikte president Poetin in april 2014 toen hij dreigde met een interventie in het oosten van Oekraïne, toen etnische Russen onder druk kwamen te staan.
Militaire interventies door het Westen
Tijdens de NAVO-top van Lissabon in 2010 besloten staatshoofden en regeringsleiders een raketverdediging in Europa op te richten. Volgens de NAVO was niet Rusland, maar Iran de grote dreiging. Maar de Russen geloofden dat niet. Een ander pijnpunt was de Kosovo-oorlog van 1999, die de NAVO zonder een adequaat vn-mandaat voerde om de troepen van de Servische president en bondgenoot van Rusland uit Kosovo te verdrijven. Die oorlog brak overigens uit nadat de pogingen van de zogenoemde Contactgroep, waarin ook Rusland zitting had, geen effect hadden op de vermeende wandaden van de Servische troepen in Kosovo.
Vooral het bombarderen van bondgenoot Servië was voor de Russische elite onverteerbaar. De crisis, die door de Britse premier Blair de ‘eerste humanitaire oorlog’ werd genoemd, maakte duidelijk dat er voor het Westen een nieuwe rationale voor interventies was ontstaan; dat de door Rusland aangehangen niet-inmenging in binnenlandse aangelegenheden een dode letter was geworden; en dat de Veiligheidsraad, waarin Rusland een veto had, kon worden genegeerd. In de nadagen van de oorlog riskeerde Rusland zelfs een regelrechte confrontatie met de NAVO, toen tweehonderd militairen naar het vliegveld van Pristina werden gestuurd in de hoop daar eerder aan te komen dan de NAVO-militairen. Uiteindelijk aanvaardde Rusland toch de situatie die in Kosovo was ontstaan, maar de rancune bouwde zich op en alle politieke groeperingen binnen Rusland waren het erover eens dat Rusland niet een gewoon land was, maar een grootmacht.
Tot slot was er de kwestie-Libië. In 2011 autoriseerde de vn een militaire operatie ter bescherming van burgers die het slachtoffer dreigden te worden van de strijd tussen de troepen van de Libische leider Qadhafi en opstandelingen die vanuit het oosten oprukten. De resoluties 1970 en 1973 waarover Rusland niet zijn veto uitsprak, verboden expliciet een operatie tegen het regime met als doel het te verdrijven. Maar in een ingezonden brief in The Times, de International Herald Tribune en Le Figaro stelden Obama, Cameron en Sarkozy in april 2011 dat Qadhafi toch moest vertrekken.
Westerse machtsachteruitgang
Inmiddels keerde in Poetins ogen het tij. Het Westen was verzwakt, waardoor de mogelijkheid van het Westen om de wereldeconomie en de wereldpolitiek te domineren, afnam. Poetins inschatting was niet ongegrond. Ten eerste hadden de Europeanen, zoals reeds opgemerkt, hun defensies verregaand verwaarloosd en was een strategische cultuur ontstaan waarbij de meeste lidstaten van de Europese Unie en de NAVO hun militairen alleen nog maar voor humanitaire doeleinden wilden inzetten. Voor militaire macht ter ondersteuning van dwang of dwangdiplomatie was geen ruimte meer.
Ten tweede zag Poetin dat de eenheid binnen Europa was aangetast. Dit was onder meer het gevolg van de uitbreiding van de Europese Unie met Midden- en Oost-Europese landen waarvan sommige niet aan de formele toelatingscriteria voldeden. Het ondermijnde het publieke vertrouwen in het Europese project, vooral in de noordelijke lidstaten. Voorts kwam de Unie sinds het Nederlandse en Franse ‘nee’ tegen de Europese grondwet in een politieke en institutionele crisis terecht die de eenheid van Europa zodanig ondermijnde dat Europese leiders nog nauwelijks een coherent financieel, buitenland-, veiligheids- en defensiebeleid konden voeren. Dit werd later nog versterkt door de Europese schuldencrisis. De schuldencrisis stelde bovendien de solidariteit tussen noord en zuid op de proef. Hoezeer de stemming in Europa was omgeslagen bleek tijdens de Europese verkiezingen van mei 2014, toen populistische en nationalistische anti-integratiepartijen in vrijwel alle lidstaten wonnen. In veel Europese landen kwam het politieke midden onder druk te staan. Populisten en nationalisten speelden in op de groeiende onzekerheid over de toekomst van een steeds complexere wereld, waarin welvaart en veiligheid geen vanzelfsprekendheden meer waren.
Ten derde werd de Europese eenheid ondermijnd door Chinese investeringen en steunprogramma’s, die zich vooral leken te richten op de door de schuldencrisis getroffen zuidelijke lidstaten. Griekenland, Italië, Portugal en Spanje werden al snel goed voor dertig procent van alle Chinese investeringen in Europa. Het gevolg was dat de zuidelijke lidstaten onderdeel werden van een geopolitiek spel waarbij hun loyaliteit ten opzichte van de noordelijke lidstaten verder op de proef werd gesteld. Elders in Europa werd China, met investeringen in infrastructuur en hightech, ook actiever. In 2007 werd bijvoorbeeld in Duitsland het vliegveld van Schwerin-Parchim gekocht en werd China uiteindelijk een van de grootste investeerders in de Rotterdamse haven. China kreeg gemakkelijk toegang tot de Europese markten, omdat politici de relatie nauwelijks in geopolitieke termen beoordeelden, maar puur in termen van handelspolitiek. Dat de Europese eenheid door de nadruk van de investeringen in de zuidelijke lidstaten bewust door de Chinezen werd ondermijnd, werd feitelijk niet gezien. Dat gold ook voor het feit dat er geen sprake was van reciprociteit: Chinezen werden in Europa met open armen ontvangen, maar omgekeerd was dat niet het geval.
De Chinese investeringen zelf brachten nog een andere tweedeling aan het licht: Europese landen die een ideologische houding ten opzichte van vrijhandel hadden (Denemarken, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden) en die samen met landen als Duitsland en Frankrijk gefrustreerd raakten over de gebrekkige markttoegang in China, versus de meeste zuidelijke lidstaten, die vooral uit waren op het oplossen van hun financiële problemen door deals met China. De gefrustreerde landen zagen in toenemende mate in dat zakendoen met staatskapitalistische landen andere regels kent, en dat die zich slecht verhouden tot die van de vrije markt. Willen deze landen de regels van de vrije markt zo veel mogelijk overeind houden, dan zal er meer eenheid in Europa moeten komen. Politiek gezien is het voordelig voor China dat Europa door deze politiek voorlopig geen geopolitieke speler kan worden. Dat is uiteraard ook in het voordeel van Rusland.
De onmacht van Europa om een geopolitieke speler te worden wordt ook veroorzaakt door de Russische energiepolitiek, die evenals de Chinese investeringen de noordelijke en zuidelijke lidstaten uit elkaar speelt. Dit bleek uit een grote deal van Gazprom met Oostenrijk, Bulgarije en Hongarije over de South Stream-pijpleiding op het moment dat de Europese Unie besluiten nam over sancties tegen Rusland na de Anschluss van de Krim in maart 2014. Gas zou niet langer via Italië worden gedistribueerd, maar via een hub in Oostenrijk. Omdat South Stream gas langs Oekraïne naar Europa transporteert en met separate deals de lidstaten van de Europese Unie uit elkaar speelt, is South Stream feitelijk een geopolitiek project geworden. Daarvan getuigt ook het feit dat de pijpleiding werd omgelegd om de Oekraïense Exclusieve Economische Zone te omzeilen. Om deze redenen zijn het Europese Parlement en de Europese Commissie tegen South Stream. De Europese Commissie trachtte in 2014 deze vervolgens met juridische maatregelen te voorkomen, waardoor de EU-landen die tekenden, op ramkoers met de Commissie kwamen te liggen. Dat was uniek en kon vergaande gevolgen hebben. In elk geval sloeg Rusland effectief een wig in de Europese solidariteit. Om hierin verandering te brengen pleitte de Poolse premier Tusk onder meer voor een Energie-unie. Dit plan voorzag in een nieuwe EU-autoriteit die namens de lidstaten de onderhandelingen met Rusland aangaat om een prijs te bedingen, zoals al gebruikelijk is bij de aankoop van uranium.
Besluit
Ondanks periodes van dooi en van samenwerking is in de afgelopen decennia in Rusland veel rancune ontstaan ten opzichte van West-Europa en Amerika. De vaak innige handelsrelaties en economische banden bleken dit niet te kunnen compenseren. Uiteindelijk aanvaardde Rusland in de meeste gevallen de door het Westen geëntameerde en voor het land zelf onwelgevallige ontwikkelingen en situaties. Dit werd echter als des te pijnlijker ervaren, omdat alle politieke groeperingen binnen Rusland het erover eens zijn dat Rusland niet een gewoon land is maar een grootmacht. Het stoorde de Russen dan ook zeer dat het Westen weigerde om Rusland aanvankelijk op te nemen in de belangrijkste westerse instituties. Na de Anschluss van de Krim in 2014 raakte Rusland bovendien zijn plek aan de tafel van de G8 kwijt.
Het probleem van Rusland is echter dat het een grootmachtstatus opeist die niet onderbouwd wordt door een florerende economie, een hoog inkomen per hoofd van de bevolking, innovatie en een sterk leger. Tegenover de Europese soft power en de gestage uitbreiding van de NAVO en de Europese Unie kon Rusland zelf geen soft power zetten, omdat het volstrekt geen aantrekkingskracht had op de landen van het voormalige Warschaupact. Daarom kon Rusland tegenover die soft power slechts hard power zetten. Dat gebeurde tijdens de Oekraïnecrisis. President Poetin maakte daarbij gebruik van de westerse machtsachteruitgang en het Europese postmodernisme, waardoor militaire macht als instrument voor machtspolitiek in belangrijke mate was afgezworen. Europa’s probleem werd voorts versterkt door de toegenomen Amerikaanse afzijdigheid in de internationale politiek, het beginsel van ‘leading from behind’ en de ‘rebalancing’ naar Azië, ingegeven door de verzwakte machtspositie van de Verenigde Staten zelf. Dit betekent dat van de Europeanen wordt verlangd dat zij primair voor hun eigen veiligheid verantwoordelijk worden.
Door deze ontwikkelingen komen ook andere typisch Europese voorkeuren onder druk te staan, zoals de nadruk op effectief multilateralisme, de internationale rechtsorde en waarden als mensenrechten en democratie. Kortom, mede door eigen toedoen heeft Europa zich als strategisch speler buitenspel gezet. De gevolgen daarvan kwamen voor het eerst in de Oekraïnecrisis aan het licht.
Noot
- 1.Deze bijdrage is een ingekorte versie van hoofdstuk 8 uit: Rob de Wijk, Machtspolitiek. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2014.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.