Ter introductie
Samenvatting
Datgene waar we bang voor zijn, zegt vaak iets over de tijd waarin we leven. Zo figureert in verschillende moderne films de robot als angstaanjagend toekomstbeeld; in The Matrix wordt de mens, zonder dat hij dat weet, gevangengehouden in een technologisch systeem. Het is de angst voor een onvrije, machinale leefwereld, zonder empathie, genegenheid, samenwerking en verantwoordelijkheid voor elkaar. We vrezen het louter technische en rationele in onszelf. En toch is dat precies wat in de politieke retoriek en het beleid centraal staat: we worden daarin gereduceerd tot de rationele, functionele homo economicus. Het begrotingstekort mag niet boven de heilige grens van drie procent komen, en wat zegt de minister-president? ‘Ga eens die nieuwe auto kopen’, ‘Koop dat nieuwe huis.’ Het is het liberale idee dat we ‘de markt’ haar werk moeten laten doen: vrijheid en autonomie worden gepredikt, maar intussen blijven we gevangen in de drang naar consumptie en ‘meer, meer, meer’. Voor het kabinet van vvd en PvdA is de economie een koopkrachtplaatje, een technisch kunstje om vraag en aanbod goed te regelen. Burgers zijn slechts blinde krachten in deze rekensom. Het is symptomatisch: de laatste decennia zijn veel politici en economen, met de economische wind in de rug, het economisch systeem als een opzichzelfstaande kracht gaan beschouwen. *** In dit nummer van Christen Democratische Verkenningen wordt een poging gedaan om economie en cultuur bijeen te brengen. Cultuur wordt dan verstaan als een veelheid van verhalen en praktijken om het goede leven samen vorm te geven, of anders gezegd: als de morele, sociale en institutionele ordening van de samenleving. De premier ziet de consumptie-economie als het goede leven zelf. De christendemocratie heeft altijd gepleit voor een economie die in toom wordt gehouden door een cultuur van matigheid en zelfbeheersing. In deze cdv wordt die visie hernomen en net een beetje anders geïnterpreteerd. Ons uitgangspunt is de economie als een vorm van cultuur, als een sociale praktijk om het goede leven vorm te geven. Het voordeel daarvan is dat we de markteconomie niet als intrinsiek slecht hoeven te zien, als iets waar waarden aan toegevoegd dienen te worden, zoals een kok ingrediënten aan een gerecht toevoegt om het te laten smaken. Dat is een heilloze weg. De markteconomie biedt in zichzelf juist volop mogelijkheden om mensen tot hun recht te laten komen, tot creativiteit aan te zetten en om allerlei vormen van samenwerking te laten ontstaan. Hoogstens heeft het blinde kapitalisme, de ideologie die stelt dat winstmaximalisatie alle sociale problemen oplost, geleid tot perverse bijwerkingen, tot een economie waar het geld geen middel meer is, maar een doel op zichzelf. Dit cdv-nummer valt in drie delen uiteen. In het eerste deel, ‘Economisch denken en menselijk gedrag’, wordt de vraag gesteld naar de relatie tussen economisch denken en menselijk gedrag: in hoeverre ondermijnt of versterkt het economisch denken burgerlijke deugden? Marcel Poorthuis schetst vier uiteenlopende Bijbelse houdingen ten opzichte van bezit. Alle vier geven ze de moderne mens stof tot nadenken. Gerrit Vis wijst op de economisch-culturele betekenis van de middeleeuwse kloosters, steden en gilden. Joost Hengstmengel laat zien hoe door de eeuwen heen tegen de rol van ongelijkheid in het economisch verkeer is aangekeken. En Ruben Bakker problematiseert de toenemende dominantie van de instrumentele rede. In het tweede deel, ‘Economisch gedrag: invloed op staat en samenleving’, gaat het om de vraag wat het economisch denken voor gevolgen heeft voor de politieke en maatschappelijke instituties en wat nodig is aan institutionele tegenkracht om de economie ten volle het domein te laten zijn van samenwerking en creativiteit. Govert Buijs betoogt dat de kern van de economie gezocht moet worden in coöperatie of, zoals hij het noemt, ‘cocreatie’: gezamenlijk maken mensen meer dan ieder afzonderlijk. Jelle van Baardewijk maakt de balans op van een eeuw bedrijfskundestudie. Politici hebben de economie gemaakt tot een vorm van toegepaste wiskunde; de tragiek van de bedrijfskundestudie is precies hetzelfde, afgaande op de rol van de bedrijfsethiek en de handboeken. In het derde en laatste deel, ‘Concurrentiekracht met behoud van cultuur’, staat de vraag centraal hoe culturele kracht en concurrentiekracht samen kunnen gaan. Eduard Kimman onderbouwt de stelling dat kapitalisme verdedigbaar is zolang kapitalistische, op zelfhandhaving gerichte organisaties maar elementen van buiten het kapitalisme laten meewegen in hun beleid. Theodore Roosevelt Malloch houdt een pleidooi voor spaarzaamheid: die deugd maakt een economische langetermijnplanning mogelijk, maar ook het opbouwen van families en liefdadigheidsinstellingen. En Jeroen van der Vlugt stelt dat de economische groei bevorderd kan worden door meer regionaal te denken: ook in een globale economie zijn lokaliteit en worteling van belang, zo leren de succesverhalen uit binnen- en buitenland. *** Oorspronkelijk betekende economie de kennis van het voeren van een huishouden (oikos: huishouden, huis, gezin; nomos: wet). In het politiek verbale geweld van koopkrachtplaatjes en cpb-modellen zouden we het bijna gaan vergeten. In de christelijke en christendemocratische visie wordt het huishouden bijeengehouden door zorgzame liefde, die de leden van dit huishouden helpt om tot bloei te komen, zo brengen Erik Borgman en Thijs Caspers in herinnering. Dat is het tegendeel van een economie die zichzelf poneert als een aantal onveranderlijke wetmatigheden. Gelukkig zijn er de laatste jaren verschillende hoopvolle stemmen opgegaan; er is reeds een tegenbeweging op gang gekomen. Tomáš Sedláček, voormalig adviseur van Václav Havel, portretteert in zijn meeslepende De economie van goed en kwaad de economie als een geheel van morele verhalen en praktijken, waarin de vraag naar goed en kwaad steeds opnieuw wordt gesteld. Vanuit de kerk heeft paus Franciscus in zijn recent uitgebrachte exhortatio over ‘De vreugde van het Evangelie’ een radicale, bijna onpauselijke, oproep gedaan om de economie als een dienst aan het goede leven op te vatten. Zijn dwarsige pleidooi (‘Nee tegen een economie van uitsluiting’, ‘Nee tegen de nieuwe afgoderij van het geld’) moet niet worden verstaan als een pleidooi voor het socialisme of zelfs het marxisme – integendeel, de paus denkt helemaal vanuit de markteconomie en verwerpt die als zodanig niet –, maar als een poging de economie te verbinden aan noties als menselijke waardigheid en het bonum commune. De leden van het huishouden die worden uitgesloten, dwingen ons er opnieuw toe te beseffen wat het is om werkelijk met elkaar een gemeenschap te vormen, in coöperatie en ‘cocreatie’. Zo’n economie vereist politici en christendemocraten die niet alleen de hoe-vraag stellen, maar vooral de waarom-vraag. De hoe-vraag handelt over geld, cijfers en statistieken. De waarom-vraag gaat over een integrale verbinding tussen economie, samenleving en moraal, over waar het ook al weer om begonnen was, de beginselen, waarden en overtuigingen, over, kortom, het goede leven. Alleen zo komen handelwijzen die bij kunnen dragen aan het floreren van de coöperatieve gemeenschap weer in zicht.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.