Ter introductie
Samenvatting
Hans-August Lücker, een katholiek csu-politicus uit Duitsland, heeft eens verteld hoe hij begin jaren vijftig voor het eerst René Charpentier ontmoette, een van zijn Franse collega’s van de christendemocratische Eurofractie. Deze Charpentier was een Franse boer. Zijn benen waren in de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s verbrijzeld. Lücker wist dat, en hij was als Duitser dan ook zeer nerveus voor die eerste ontmoeting. Maar Charpentier kwam met uitgestoken hand op hem af en zei: ‘Jij bent Hans-August Lücker. Ik heb over je gehoord. Ik kom naar je toe, omdat ik jouw vriend wil zijn.’
Dat was Europa: een gemeenschappelijk streven naar vrede, vrijheid, gelijkheid en menselijke waardigheid. Inmiddels lijkt er op het ‘Nie wieder Krieg’-argument een taboe te liggen; de Tweede Wereldoorlog mag er niet meer bij worden gehaald om de euro te rechtvaardigen. De vraag is wat er in plaats van die oorspronkelijk gedeelde idealen is gekomen. Inmiddels wordt de legitimiteit van Europa voornamelijk ontleend aan het veiligstellen van de eigen welvaart. Van een beschavingsproject is Europa tot een economisch belangenproject verworden. Een vrijer leven was het doel, slavernij door de calculator is het gevolg. En intussen leidt die euro, ooit symbool van hoop en vertrouwen, alleen nog maar tot verdeeldheid en wantrouwen. Tel uit je winst. De Nederlandse christendemocratie heeft eenzelfde ontwikkeling doorgemaakt. Het idealisme van het cda is op z’n minst wat minder uitgesproken dan dat van de christendemocratische founding fathers van de Europese Unie. Het cda heeft onlangs zeven principes gelanceerd. Het zesde principe gaat over ‘een zelfbewust Nederland, verbonden met Europa’, en de eerste, toelichtende zin luidt: ‘Nederland staat vooraan in Europa, om onze economie en onze werkgelegenheid te versterken.’ De hartstocht klinkt erin door, maar het is wel de hartstocht van het eigen gewin en de economische teken- en rekentafel. Op termijn zou zo’n benadering een uitholling kunnen betekenen van het bestaansrecht van de eu. Dat valt immers samen met ‘samenwerking’, en niet met ‘competitie’ en het ‘recht van de sterkste’.
***
Hoe kan deze instrumentalistische benadering worden doorbroken? Specifieker geformuleerd: wat is een realistisch christendemocratisch perspectief op de toekomst van en de opdracht voor de eu? Dat is de hoofdvraag voor dit nummer van Christen Democratische Verkenningen. cdv heeft de afgelopen tien jaar tweemaal eerder een themabundel aan Europa gewijd, in 2004 en 2008. De recente financieel-economische ontwikkelingen vragen om een nieuwe analyse. Allerlei bevoegdheden worden in rap tempo overgedragen. Tegelijkertijd dreigt Europa een technocratisch project te blijven, en wil het niet zo lukken met de steun van de burgers. Dat maakt de eu tot een gemakkelijke prooi voor populisten.
Dit cdv-nummer, met als titel Het uur van Europa – een knipoog naar een citaat van Romano Guardini –, valt uiteen in vier delen. In het eerste deel wordt het functioneren van de eu geproblematiseerd. Ad Verbrugge laat zien dat we in een economische rationaliteit leven waarin de idee van gemeenschappelijk goed geen inhoud heeft en waarin de eu slechts een negatieve identiteit kent: angst en wantrouwen regeren in plaats van vrijheid en vertrouwen. Ruud Lubbers was bij de sluiting van het Verdrag van Maastricht in 1992 een van de hoofdrolspelers, maar nu wijst hij op de onvoltooidheid van dat verdrag en op de afspraken die ontbraken en die ten onrechte niet in een later stadium alsnog hun beslag kregen.
In het tweede deel staat de democratische legitimatie centraal. Marcel ten Hooven betoogt dat de stem van de Europese kiezer geheel losstaat van de macht die in Europees verband over hem wordt uitgeoefend. Bart Fleuren wijst op het grondwettelijk tekort van de bevoegdheidsoverdracht van Nederland aan de eu. Bart van Horck gaat in op de rol van de Tweede Kamer. Wil ons parlement daadwerkelijk invloed op de Brusselse wetgeving uitoefenen, dan zal om te beginnen meer aandacht voor Europese voorstellen nodig zijn.
Het derde deel gaat over het beginsel van subsidiariteit. Op papier is het een mooi principe, maar de vraag is of het werkt. Volgens Jos van Gennip blijft subsidiariteit een actueel en heilzaam ordeningsprincipe, maar dan moet het wel goed worden geïnterpreteerd. Johan van de Gronden vraagt zich af hoe ver de consequenties van het economisch bestuur van de eu reiken. Patrick Overeem betoogt dat de zorg van velen dat de eu sluipenderwijs verwordt tot een bestuursmacht, het serieus nodig maakt aandacht te schenken aan de constitutionele legitimatie van de bestuurlijke macht van de eu.
In het laatste deel zoeken we naar een christendemocratische visie op Europa. Meegaan in een simplistisch debat over ‘voor of tegen Europa’ of ‘meer of minder Europa’ is geen optie. Veel relevanter is de vraag voor welk Europa de christendemocratie zich wil inzetten. Rob van de Beeten stelt dat het voor een zinvol debat over Europa noodzakelijk is om een culturele benadering als startpunt te nemen. Hansko Broeksteeg beargumenteert dat de christendemocratie vanuit haar beginselen op goede gronden zou kunnen pleiten voor een confederaal Europa in plaats van voor een federaal verband. Stefan Waanders laat, met Romano Guardini in de rug, zien dat de Europese identiteit besloten ligt in een opgave: de macht is er niet om te heersen, maar om te dienen.
***
Op welke manier is het mogelijk om de al te instrumentalistische benadering van Europa te doorbreken? Het antwoord is even eenvoudig als uitdagend: de belangrijkste opgave is om het debat over economie in een politiek en cultureel discours te vatten. Politiek is het debat over waarden, en daar moet het dan ook over gaan.
Zo’n culturele benadering biedt de christendemocratie verschillende voordelen. In de eerste plaats ligt hier een aangrijpingspunt om zich te bevrijden uit de dichotomie tussen markt en staat waarin het debat gevangen is. In de Europese economische ordening stond de accumulatie van het kapitaal nooit voorop. Kenmerkend waren veeleer culturele noties als vrijheid in combinatie met verantwoordelijkheid, en vrij ondernemerschap in combinatie met het innovatief en organisatorisch vermogen.
Ten tweede hoeft met zo’n culturele benadering de legitimiteit van de eu niet ontleend te worden aan het veiligstellen van welvaart, maar aan de verschillende wijzen waarop de lidstaten vorm geven aan de idealen van democratie, rechtsstatelijkheid en subsidiariteit. Alleen zo zou de Europese Unie als waardegemeenschap een institutionele vertaling kunnen krijgen.
In de derde plaats zou zo’n benadering wel eens meer kunnen aansluiten bij burgers zelf. Als de eu een technocratisch project blijft, zal het draagvlak onder burgers alleen nog maar verder afkalven. De ideële eenheid van Europa ligt niet zozeer in iets vaags als een ‘gedeeld waardenpatroon’. Die eenheid zal eerder moeten bestaan uit een gedeelde politieke en publieke ruimte die de verscheidenheid en zelfs de onenigheid zichtbaar maakt. Het is een open vraag of het lukt om zo’n Europese politieke sfeer te creëren die uitdrukking is van de verscheidenheid.
‘Eenheid in verscheidenheid’: het is nog steeds een zinvol adagium voor christendemocraten. Het geeft een dubbele boodschap af: het doet een appel op onze verantwoordelijkheid voor elkaar, en het waarschuwt ons tegen al te veel centralistische overmoed. Het eerste vraagt om engagement, het tweede om bescheidenheid. Is dat te veel gevraagd?
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.