Van diverse kanten, zowel binnen de pers zelf als erbuiten, wordt opgemerkt dat media steeds meer bijdragen aan het wantrouwen in de samenleving. Politici zien journalisten als mensen die vanwege de gewenste kijk- en leescijfers vooral uit zijn op ophef en sensatie en daarbij niet schromen politici onheus te behandelen. Journalisten op hun beurt hekelen dat politici omgeven worden door spindoctors, die omwille van de beeldvorming hun politieke bazen ervan weerhouden diep inhoudelijk met journalisten te praten. 

 

Ook in deze CDV zijn de zorgen over de wijze waarop de journalistiek functioneert niet afwezig, hoewel de schuld daarvan niet uitsluitend in de schoenen van de media wordt geschoven. Zo wordt erop gewezen dat pers en politiek samen in een gevaarlijke tango zijn beland, waarin beide groepen via boosheid en ophef de aandacht proberen te trekken. Achtergrond is de versnippering die zich zowel bij media als in de politiek voordoet.

 

Het paradoxale is echter dat deze toename van media eerder tot kluitjesvoetbal onder de Haagse journalistiek heeft geleid dan tot pluriformiteit. Dit zou weleens te maken kunnen hebben met de ontzuiling. Niet alleen de politiek, ook de media hebben eind vorige eeuw hun ideologische overtuiging afgeworpen, waardoor ze meer op elkaar zijn gaan lijken. Dit heeft hen, hoewel ze neutraal willen zijn, in een gevaarlijke en wat onberekenbare macht veranderd, omdat ze op een andere manier dan via de ideologie hun bestaansgrond moeten bewijzen. En dit gebeurt vaak via ophef. Gevolg van dit al dan niet bewuste nieuwe journalistieke verdienmodel is dat politici zich verschanst hebben achter de hoge muren die voorlichters optrekken, hoewel ook verdedigbaar is dat de wat cynische journalistiek juist een reactie is op de dominantie bij politici en overheden van beeldcultuur en spindoctors. Wat kip of ei is valt niet altijd duidelijk te maken, maar onmiskenbaar is er sprake van een risicovolle dans tussen pers en politiek, die ook als een neerwaartse spiraal gezien kan worden.

 

De derde groep in dit verhaal is het publiek, dat bestaat uit zowel de kiezers van politici als de kijkers, lezers en luisteraars van de media. De directe rol van politiek en overheid richting pers en publiek is het gemakkelijkst aanwijsbaar bij de publieke omroep, die uit belastinggeld gefinancierd wordt. In diverse artikelen komt naar voren dat dit voor commerciële media in oneerlijke concurrentie kan uitmonden. Publieke omroepen én private media bevinden zich immers allemaal op het internet, waarbij de eerste door de overheid gestimuleerd worden om gratis artikelen op hun websites te zetten. Voor de media die via abonnementen en advertenties hun broek moeten ophouden, betekent dit forse en in hun ogen oneerlijke concurrentie. 

 

Draagt de journalistiek bij aan wantrouwen, of juist aan het vertrouwen in de samenleving? Uit deze CDV blijkt dat dit vooral afhangt van de volgende kwesties: vanuit wiens perspectief bekijk je dit (enig wantrouwen bij journalisten is goed om de kritische functie te kunnen waarmaken), op welke ontwikkelingen vestig je de aandacht (de toename van onderzoeksjournalistiek wordt gewaardeerd), en over welke journalistiek heb je het precies?

 

Er is in Nederland sprake van slechte journalistiek en van goede; van hoopvolle ontwikkelingen maar ook van zorgelijke. Goede journalistiek is kritisch, ook naar zichzelf, en reflecteert over hoe ze haar eigen functioneren kan verbeteren en hoe ze een waardevolle bijdrage aan de samenleving als geheel kan leveren.