Emancipatie is nog steeds een noodzaak en een wens van velen, blijkt uit het themadeel. Nog altijd zijn of voelen mensen en groepen zich achtergesteld. De indringende bijdragen van Kathleen Ferrier en Alex van Stipriaan over de doorwerking van het Nederlandse slavernijverleden spreken boekdelen. Dat betreft ook de discriminatie van mensen met een migratieachtergrond, waarover Hans Siebers schrijft. Tegelijk is het voor een christendemocratische visie op emancipatie van groot belang dat er niet slechts één perspectief toegestaan of bevorderd wordt. Laat staan dat emancipatie van bovenaf wordt opgelegd via voorkeursbeleid, quota of een benadering waarin iemand enkel nog wordt aangesproken op zijn specifieke identiteit van vrouw, homo, een bepaalde huidskleur of etnische achtergrond. Uiteindelijk worden mensen dan gereduceerd tot een middel om een beleidsagenda uit te voeren, en niet meer gezien om wat zij in hun veelzijdigheid zijn. Bovendien kan het benadrukken van het individuele recht om ‘geëmancipeerd’ te worden kwalijke gevolgen hebben, wanneer mensen van hun gemeenschap worden losgetrokken. Jan Pieter Verweij beschrijft hoe eenzijdig het is wanneer jongeren die moeite hebben met hun identiteit als meisje of jongen, enkel benaderd worden vanuit hun individuele recht. Ze kunnen niet alleen erg eenzaam raken, maar ook nog eens het gevoel krijgen te falen, omdat zij als individu toch echt zelf de keuze hebben gemaakt.

 

Een christendemocratische visie op emancipatie ziet er dan ook anders uit dan een emancipatie vanuit liberaal of sociaaldemocratisch perspectief, zoals Frank Buijs benadrukt. Niet het individu en zeker niet de staat, maar mensen in hun onderlinge verbanden staan hierin centraal. Dit zorgt ervoor dat personen niet op zichzelf worden teruggeworpen, maar ook niet gedwongen worden om zich op een bepaalde manier te emanciperen, of om een emancipatievisie uit te dragen die de hunne niet is. Dat mensen, en dus ook politici, vrij zijn, betekent dat ze er een perspectief op na kunnen houden dat iemand anders wellicht niet begrijpt of zelfs afkeurt, maar dat wel degelijk legitiem is. ‘Radicale pluraliteit’ noemt bestuurskundige Paul Frissen dit in een interview, waarin hij het emancipatiebeleid van de overheid hekelt (zie ook de gratis artikelen). Het paradoxale is volgens hem dat veel vormen van maatschappelijke ongelijkheid vooral door overheidsbeleid worden veroorzaakt. De staat heeft immers steeds meer een ideaaltype van de samenleving voor ogen, waar iedereen in moet passen. ‘Het is altijd een elite die het gewone volk voorhoudt dat mensen zich voor hun eigen bestwil moeten emanciperen’, stelt Frissen. Ook de toeslagenaffaire is zijns inziens geen incident maar ‘een logische uitkomst’ van een overheid die via monitoring en screening de eigen bevolking in de door haar gewenste positie wil manoeuvreren.

 

En daarmee zijn we terug bij de verkiezingsuitslag, die vooral een afrekening is van een overheid (en daarmee geassocieerde bestuurspartijen), die volgens velen niet de mensen in hun lokale en familiaire geworteldheid erkent, maar hun iets wil opleggen en daarbij toch niet levert. Dit raakt het CDA als geen andere partij, omdat juist het CDA zegt de partij van de samenleving te willen zijn, maar eerder als partij van de veeleisende maar niet-leverende overheid wordt gezien. Niet voor niets worden juist CDA-Kamerleden geroemd die niet alleen óver de samenleving praten en daarop een visie hebben, maar ook midden in die samenleving staan.

 

Aan de vraag hoe het CDA het tij kan keren wijden we diverse artikelen. In de rubriek ‘Dwars’ een debat tussen twee CDA’ers uit Den Haag, de stad waar Richard de Mos furore heeft gemaakt, over de vraag hoe ombudspolitiek, die dicht bij burgers staat maar kan vervallen tot individuele belangenbehartiging, zich verhoudt tot de politieke filosofie van het CDA, die juist de hele samenleving op het oog heeft. Verder een artikel van Arjen Siegmann over de vraag of het CDA niet de verkeerde les uit de Amerikaanse campagnes heeft getrokken, en een van Hans-Martien ten Napel, die stelt dat de partij in de progressief-liberale val is getrapt en zich daardoor van burgers heeft vervreemd. Remieg Aerts houdt het CDA voor dat er wel degelijk toekomst kan zijn, mits de partij niet alleen over haar principes praat, maar ook van daaruit handelt en deze via haar vertegenwoordigers belichaamt.