Wie de artikelen in deze CDV leest, zal zien dat de schuldenproblematiek niet met een simpele analyse opgelost kan worden. Natuurlijk zijn we blij dat de overheid te hulp schiet als mensen in nood verkeren – waar hebben we anders een overheid voor? –, maar diverse auteurs en geïnterviewden waarschuwen ook voor de nadelen van een dergelijke ‘compensatiemaatschappij’. De overheid kan geen blanco cheques geven, stelt oud-minister van Financiën Onno Ruding, al was het maar omdat bedrijven en particulieren zelf ook verantwoordelijkheid moeten nemen en hun gedrag dienen aan te passen. Arjen Siegmann wijst in dit verband op het verlies aan creativiteit en mentale weerbaarheid wanneer mensen niet meer leren om met tegenslagen om te gaan omdat er toch wel een vangnet is. En oud-Kamerlid Gerrit de Jong hekelt de gebrekkige begrotingsdiscipline die zich bij kabinet en Kamer aftekent, waardoor onvoldoende de tering naar de nering wordt gezet.

Financiële schulden lijken op deze manier op nationaal-politiek niveau toch met eigen, al dan niet verwijtbaar, gedrag te maken te hebben, maar tegelijk wordt er in dit themanummer voor gewaarschuwd om op persoonlijk niveau makkelijk van verwijtbare schulden te spreken. Natuurlijk, sommige mensen kopen op afbetaling goederen die ze zich eigenlijk niet kunnen veroorloven, maar veel mensen komen buiten hun schuld in de schulden, stelt Chris Bakhuis van de beroepsorganisatie voor gerechtsdeurwaarders. ‘Flinterdun’ noemt ze de grens tussen het wel of geen problematische schulden hebben, iets waarop ook Heijkoop wijst. Hij hekelt het wantrouwen van instanties richting mensen met schulden, alsof deze moedwillig zelf de oorzaak zijn. Juist het CDA, met zijn christendemocratische mensbeeld, zou veel meer van vertrouwen moeten uitgaan, en zou moeten vooroplopen in een cultuurverandering als het om de aanpak van schulden gaat. Wetgeving in België kan daarbij als voorbeeld dienen, zodat schuldeisers zich niet inhalig maar sociaal gedragen. Dit sluit aan bij het pleidooi van Paul van Geest om bij financiële schulden ook de morele en relationele kant te betrekken. Een schuldeiser kan immers zelf schuldige worden, maar dan in morele zin, als hij de schuldenaar bewust verder in de problemen brengt.

 

De overheid mag recent dan ruim de portemonnee trekken, veel vertrouwen lijkt ze daarmee niet te oogsten. Volgens Siegmann zorgt juist een compenserende overheid voor een dalend vertrouwen, omdat zij nooit aan alle verwachtingen kan voldoen. Op een dergelijke paradox wijst ook oud-minister Ferdinand Grapperhaus in de interviewrubriek ‘Vanuit de basis’, waarin het onder andere over de falende overheid gaat. De roep om meer transparantie zal het wantrouwen alleen maar doen toenemen, aldus Grapperhaus, omdat bij meer informatie altijd wel iets gevonden wordt wat de wenkbrauwen doet fronsen. ‘De overheid moet meer met rust gelaten worden’, stelt Grapperhaus dan ook, die ook het tekort aan zelfreflectie bij de media hekelt, evenals het gebrek aan visie binnen het CDA.

Dit laatste noemt ook Ton Soetekouw in een artikel waarin hij het CDA oproept zich te vernieuwen. De partij staat er zijns inziens ‘belabberd’ voor, en dit is geen natuurgebeuren dat haar als het ware overkomt. Er is ‘gebrek aan visie, aan politieke overtuiging en aan effectieve communicatie’. Terwijl in Nederland, Europa en de wereld van alles aan de hand is, lijken politieke partijen als het CDA gewoon door te kuieren, en leden en burgers hebben het gevoel geen enkele sturing meer aan de politiek te kunnen geven. Soetekouw doet diverse voorstellen, waarvan de pregnantste wellicht is om het primaat van de politiek niet meer bij de leider in de Tweede Kamerfractie dan wel de (vice)premier te leggen, maar bij de partij, en de partijvoorzitter daarom tot partijleider te maken.

Ook historicus Gertjan Schutte vraagt zich af hoe het komt dat het CDA – in tegenstelling tot politici als Pieter Omtzigt, Sylvana Simons en Caroline van der Plas – van zijn electoraat vervreemd lijkt te zijn. Hij roept de antirevolutionaire politicus Groen van Prinsterer tot voorbeeld, die niet alleen een sterke overtuiging had, maar dit combineerde met respect voor zijn tegenstanders en het opkomen voor de belangen van zijn protestantse achterban. Misschien benadrukt het CDA als bestuurderspartij wel te veel het algemeen belang, en is de partij vergeten voor ogen te houden voor wie ze nu eigenlijk politiek bedrijft, aldus Schutte.

 

Tot slot de rubriek ‘Dwars’, waarin een debat plaatsvindt over de vraag of het CDA moet meewerken aan de beperking van de asielinstroom. Nee, aldus Wouter van Dis, die stelt dat asielzoekers slechts een beperkt deel van het aantal immigranten vormen. Natuurlijk moeten er structurele oplossingen voor de opvangcrisis komen, maar dat betekent niet dat we onze beginselen kunnen verloochenen en het VN Vluchtelingenverdrag opzij kunnen schuiven als het even niet uitkomt. Ja, vindt Diederik Boomsma, die het huidige beleid onhoudbaar acht. Niet alleen omdat Nederland de asielinstroom demografisch niet aankan, maar ook omdat het beleid tot drama’s op zee leidt en mensensmokkelaars financiert, waarbij de allerarmsten achterblijven. Juist met het oog op de toekomst zal het beleid gewijzigd dienen te worden en tot minder asielmigratie moeten leiden.