Aan onze woordelijke zoektocht zit ook een risico. Praten – en dus ook schrijven – is namelijk iets anders dan proeven, weet Désanne van Brederode in haar bijdrage aannemelijk te maken. Het risico is dat we door op zoek te gaan naar een eigen visie op kunst in de valkuil van het nuttigheidsdenken trappen. Wat dat betreft zit er een bepaalde spanning in de uitgave die voor u ligt. Enerzijds is er de wens om de waarde van kunst te laten zien, anderzijds is er de beduchtheid om kunst instrumenteel in te zetten.
Dat de christendemocratie als politieke stroming die aan zingeving, religie en samenleving veel waarde hecht, iets zinnigs over kunst te zeggen heeft, komt ruimschoots aan bod. Kunst verbindt, kunst biedt troost en houvast in een gebroken wereld, kunst communiceert, onderwijst en zet aan tot gesprek; kunst zorgt voor fysiek en geestelijk welbevinden, kunst weet deplorabele steden weer aantrekkelijk te maken; kunst helpt bij het vormen van een identiteit, kunst leert je om begrip te krijgen voor de ander met wie je het juist zeer oneens bent. Kunst biedt regionale herkenning, kunst kan schuren en zo een spiegel voorhouden waarin tekortkomingen zichtbaar worden; kunst duidt en geeft zin in onze westerse samenleving waarin de kerk als traditionele duider van zin steeds minder mensen aanspreekt. Kunst houdt tradities levend; kunst kan mensen tot God of het goddelijke voeren. Stellen dat kunst een bepaalde functie heeft, is dan ook helemaal niet verkeerd, meent priester en kunsthistoricus Antoine Bodar: ‘Wat hebben we aan kunst die narcistisch naar zichzelf verwijst?’
Maar tegelijk is er schroom. Wie vooral hamert op de maatschappelijke waarde van kunst, loopt het risico dat deze haar legitimatie verliest als die waarde niet keihard kan worden aangetoond, stelt hoogleraar Koen van Eyck. En Ger Groot zegt het zo: ‘Vragen naar het nut […] ketsen af op het besef dat er dingen in het leven zijn die we waarderen omwille van henzelf, niet omdat ze ook nog ergens anders goed voor zijn.’
Bovendien blijven er genoeg vragen over. Als we toch met heel ons wezen aanvoelen dat kunst voor individu en samenleving van waarde is, hoe ver gaat dan de rol van de overheid? Dreigt niet hetzelfde te gebeuren als bij religie, namelijk dat kunst vooral iets voor ‘achter de voordeur’ is? Hoe heeft het beleid van VVD-staatssecretaris Zijlstra onder Rutte I, toen ook het CDA in het kabinet zat, uitgewerkt? Robbert van Heuven vertelt van binnenuit. En als de overheid via onderwijs en subsidies wel degelijk een taak heeft, op welk niveau dan? Is meer regionalisering, zoals Joop Daalmeijer bepleit, de aangewezen weg?
 
Verder ook in deze CDV actuele onderwerpen. We bieden een eerste analyse van de Provinciale Statenverkiezingen, maar blikken met EVP-leider Manfred Weber ook vooruit op de Europese verkiezingen. Zie het gratis artikel. Ook zetten we het debat voort over de waarde van politieke marketing. Redactielid van CDV en kandidaat-senator Geerten Boogaard pleit voor invoering van het begrip ‘politieke stijl’, dat zijns inziens de tegenstelling tussen vorm en inhoud overstijgt. ‘Politieke stijl is geen kunstje dat valt aan te leren door mannetjesmakers; daarvoor is het te inhoudelijk. Maar evenmin is politieke stijl iets wat in een wetenschappelijk beleidsrapport kan worden gevangen; daarvoor is het te persoonlijk.’