Het nummer valt in drie delen uiteen. In het eerste deel, ‘Het kind als project’, worden de huidige status van het kind en de opvoedingscontext verkend. Peter Cuyvers problematiseert het fenomeen dat ouders zichzelf in allerlei bochten moeten wringen om aan te sluiten bij wat het kind als het ware ‘in zich heeft’. Hij pleit voor een herwaardering van het fundamentele onderscheid tussen opvoeden en leren. Wim de Jong plaatst de overspannen verwachtingen ten aanzien van scholen in historisch perspectief. Altijd al hebben overheden en politieke partijen hun maatschappelijke toekomstidealen op het onderwijs geprojecteerd, of het nu sociaaldemocraten, liberalen of christendemocraten waren.
Het tweede deel van dit nummer, ‘Voorbeeldig onderwijs’, gaat over de vraag wat de voorwaarden zijn voor goed onderwijs. Onderwijs is in eerste instantie een relatie, tussen een docent en zijn leerlingen. Dat te erkennen zou al winst zijn, en gelukkig komt er ook steeds meer aandacht voor socialisatie (het inleiden in en verbinden met sociale tradities en praktijken) in het onderwijs. Gert Biesta laat zien dat goed onderwijs niet alleen met kwalificatie en met het verwerven van kennis en vaardigheden te maken heeft, maar ook met de vorming van de leerling als persoon. En Wouter Sanderse pleit voor de invoering van een beroepseed. Op die manier kan de broodnodige beroepsethiek beter worden verankerd in lerarenopleidingen 
en worden leraren aangespoord uit te leggen hoe ze voor leerlingen en de samenleving goed onderwijs realiseren.
Het derde deel, ‘Van beheersing naar bezieling’, verkent wegen om de bezieling die op allerlei manieren in het onderwijs besloten ligt, de ruimte te geven. Onderwijsorganisaties zouden niet zozeer op hun maakbare resultaten en meetbare prestaties moeten worden afgerekend, maar zouden primair verantwoording moeten afleggen op basis van hun eigen visie op goed onderwijs en van de wijze waarop daaraan in de praktijk inhoud wordt gegeven, betoogt Jan Hoogland. Hansko Broeksteeg pleit voor eerherstel van de gemeenschapsgedachte van de school. Het beginsel van subsidiariteit kan daarbij behulpzaam zijn: onderwijs hoort immers een samenspel te zijn van ouders en leerlingen, leraren en schoolbestuur, én de overheid. René Kneyber benadrukt de noodzaak van meer zeggenschap van leraren over de inhoud en doelen van hun vak. En Dick den Bakker en Taco Visser zoeken naar een vruchtbare verbinding van de levensbeschouwelijke inspiratie van scholen met de alledaagse onderwijspraktijk.